Statistiek > Frequenties en klassen
123456Frequenties en klassen

Antwoorden van de opgaven

Opgave V1
a

32 + 56 + 128 + 67 + 43 = 326

b

128 / 326 100 = 39,3 %.

c

Zie de tabel. Relatieve frequenties zijn handiger als je frequenties wilt vergelijken. Hier bijvoorbeeld als je de gegeven frequentieverdeling wilt vergelijken met die van een andere maand. Het aantal bezoekers zal dan waarschijnlijk niet hetzelfde zijn en vergelijken van absolute frequenties is dan onhandig.

leeftijd aantal rel.freq. in %
12 32 9,8
13 56 17,2
14 128 39,3
15 67 20,6
16 43 13,2
totaal 326 100
d

Elk leeftijd is een klasse van personen die zich in een bepaald levensjaar bevinden, bijvoorbeeld de klasse 14 stelt iedereen voor die ouder is dan 13, maar jonger dan 15.

Opgave 1
a

131 326 100 34

b

Het deel 13-jarigen is zowel absoluut als relatief toegenomen. De relatieve frequenties zijn ongeveer 0,17 (ofwel 17%) en ongeveer 0,25 (ofwel 25%).

Opgave 2

De klassen zijn nu niet gelijk en je kunt ze daarom moeilijk met elkaar vergelijken.

Opgave 3
a

Zie de tabel hieronder.

b

Zie de tabel hieronder.

Opgave 4
a

Sorteer het excel-bestand via Gegevens/Sorteren/KolomD.
Zoek jouw geboortejaar en tel het aantal keren dat dit voorkomt.
Van het geboortejaar 1968 staan er 56 nummers in de Top2000 van 2012, dat is 2,8%.

b

Sorteer het excel-bestand via Gegevens/Sorteren/KolomD. En vul dan de tabel in.

decennium frequentie
1930 - 1939 3
1940 - 1949 1
1950 - 1959 16
1960 - 1969 305
1970 - 1979 571
1980 - 1989 468
1990 - 1999 274
2000 - 2009 255
2010 - 2019 107
c

Je hoeft het niet met hem eens te zijn, de Top2000 wordt samengesteld door luisteraars van Radio2, dat is een beperkte doelgroep, die voor een groot deel jong was in de jaren 1970-1990, daardoor is hun muzieksmaak beïnvloed.

Opgave 5
a

De klassen: tot 10.000, 10.000 – 20.0000, 20.000-30.000, 30.000 – 40.0000, 40.000 – 50.000 en boven de 50.000.

b

Er wordt in deze grafiek geen vergelijking gemaakt tussen de categorieën onderling, maar tussen de verschillende jaren in één categorie. Het grootste verschil is dat er minder mensen in de lage inkomens vallen ten opzichte van het jaar 2000, maar dat er heel veel mensen meer in de hogere inkomens komen na 2000.

Opgave 6
a

Maak even grote klassen. Zie de tabel hieronder.

b

Nee, er zijn 20 cijfers onder de voldoende, dat is best veel van de 48 cijfers (bija 42%). Let op: als je bij a een andere klassenindeling hebt gemaakt, dan is vraag b minder makkelijk te beantwoorden in termen van voldoende/onvoldoende. Je moet dus goed nadenken over de klassenindeling.

Opgave 7

Werk met Excel, bekijk eventueel het practicum. Hier zie je het histogram met de lengtes van de meisjes. Let op: Onder de staven zet je de klassenmiddens!

Opgave 8
a

82% komt overeen met 74 kg. Dus elke kg is 82 74 1,108 %.

b

Reken elk percentage om naar een hoek in graden. Bedenk dat 100% overeen komt met 360 °.

Opgave 9
a

20 × 365 × 24 = 175200 uren.

b

Zie figuur. Denk om het plaatsen van de klassenmiddens.

c

20 × 365 × 24 = 175200 uren.

d

Doen, nu kun je de Beaufortnummers bij de klassen plaatsen.

Opgave 10
a

Zet eerst de jongens en de meisjes apart door op die kolom te sorteren. Maak dan een klassenindeling en een frequentietabel.

b

Je zet eerst de 11-jarigen en de 12-jarigen apart. Maak dan een klassenindeling en een frequentietabel.

Opgave 11Cijfer voor wiskunde
Cijfer voor wiskunde
a

Vergelijk je resultaten met die van de andere leerlingen.

b

Vergelijk je resultaten met die van de andere leerlingen.

c

Bekijk eventueel het Practicum .

d

Vergelijk je resultaten met die van de andere leerlingen.

Opgave 12Lengtes vergelijken
Lengtes vergelijken
a

De lengtes zijn vrijwel allemaal verschillend, dus zonder klassenindelingen krijg je onoverzichtelijke frequentietabellen en diagrammen. Je gebruikt relatieve frequenties omdat de aantallen verschillen.

b

Zorg er voor dat de staven tegen elkaar zitten.

c

Vergelijk je resultaten met die van de andere leerlingen. Zijn de jongens over het algemeen langer dan de meisjes?

verder | terug