Tabellen en grafieken > Grafieken
123456Grafieken

Verwerken

Opgave 9

De tabel geeft het aantal dodelijke ongelukken ten gevolge van branden in de periode 1950 t/m 1982 in de Verenigde Staten weer.

a

Teken een geschikte grafiek bij de eerste twee kolommen. Leg uit welke soort grafiek je hebt gekozen en waarom.

b

Welke variabele is de afhankelijk variabele?

c

Kun je een conclusie trekken omtrent het aantal doden ten gevolge van brand? Waar heb je dan meer aan, de tabel of de grafiek?

d

Waarom is ook de derde kolom nodig om te concluderen dat maatregelen voor brandpreventie na 1980 succes begonnen af te werpen?

e

Schat met behulp van deze tabel het aantal inwoners van de Verenigde Staten in 1982.

Opgave 10

Download en print de schoolartsenkaart voor meisjes. Een uitdrukking als P10 bij een grafiek op deze kaart betekent dat 100% van de meisjes daar onder zit.

a

Welke twee variabelen worden er in het onderste deel van deze kaart tegen elkaar uitgezet?

b

Welke twee variabelen worden er in het bovenste deel van de kaart tegen elkaar uitgezet?

c

Waarom staan er op deze kaart al grafieken voorgedrukt? Welke betekenis hebben ze?

d

Hoe kun je met behulp van deze schoolartsenkaart de lengte en het gewicht voorspellen van een vrouw van 20 jaar?

e

Je ziet in de tabel de gegevens van Marleen van Straaten. Haar lengte is steeds op haar verjaardag gemeten. Teken haar twee groeigrafieken op de schoolartsenkaart.

f

Is Marleen lang voor haar leeftijd? En hoe zit het met haar gewicht?

Opgave 11

Als je een glazen vaas onder een gelijkmatig stromende kraan houdt, zie je de waterspiegel in de vaas stijgen. Je ziet hieronder vier vazen met dezelfde hoogte, maar met een verschillende vorm. Verder zie je vier grafieken waarin de waterhoogte h (in cm) is uitgezet tegen de tijd t (in seconden).

a

Waarom zijn dit allemaal vloeiend lopende grafieken?

b

Welke grafiek hoort bij welke vaas?

c

Teken de grafieken van h afhankelijk van t als het water twee keer zo snel stroomt.

Opgave 12

De hoeveelheid kooldioxide (CO2) en de hoeveelheid zuurstof in de lucht (O2) worden onder andere in balans gehouden doordat de planten op Aarde kooldioxide omzetten in zuurstof. Deze grafieken laten dat zien.

a

Hoe groot is de periode van beide grafieken?

b

Waarom daalt de hoeveelheid CO2 in de atmosfeer in de periode mei t/m augustus?

c

Hoeveel cm3 CO2 zat er in 1990 per m3 minimaal in de atmosfeer? En hoeveel maximaal?

d

De maxima van de bovenste grafiek komen overeen met de minima van de onderste grafiek en andersom. Verklaar dat.

e

In de grafiek is een dalende tendens zichtbaar voor wat betreft de verhouding zuurstof/stikstof in de atmosfeer. Teken een trendlijn die dit weergeeft.

f

Teken ook een trendlijn voor de kooldioxidegrafiek. Hangen beide trendlijnen met elkaar samen?

g

Voorspel het gehalte kooldioxide in januari 2010 als deze trend zich voortzet.

verder | terug