Tabellen en grafieken > Waarden toevoegen
123456Waarden toevoegen

Verwerken

Opgave 7

Bekijk nog eens de schoolartsenkaart voor meisjes. De P50-lijn geeft de lengte aan van een gemiddeld meisje.

a

Schat door grafisch interpoleren de lengte van een gemiddeld meisje van 15 jaar en 3 maanden.

b

Marleen van Straaten is op haar dertiende verjaardag 164  cm en op haar veertiende verjaardag is ze 168 cm. Voorspel hoe lang ze op haar twintigste zal zijn door gebruik te maken van de groeigrafieken.

c

Waarom is extrapoleren met behulp van een rechte lijn door beide punten hier onzinnig?

d

Voorspel hoe zwaar Marleen op haar twintigste zal zijn.

Opgave 8

De tabel geeft het aantal werkelozen in een bepaalde stad weer. De aantallen werkelozen zijn afgerond op honderdtallen.

tijd mrt'04 mei'04 jul'04 sep'04 nov'04 jan'05 mrt'05 mei'05 jul'05 sep'05
aantal 10700 11400 11100 10300 10000 10700 11900 12600 12300 11500
a

Maak een grafiek van deze werkloosheidscijfers.

b

Hoe kun je aan de grafiek zien dat er bij werkloosheid sprake is van seizoensinvloeden?

c

Ga er van uit dat deze trend zich voortzet. Voorspel nu het aantal werklozen in deze stad in januari 2014.

d

Hoeveel werklozen waren er volgens deze trend in maart 2008?

Opgave 9

In de grafiek hiernaast staat het aantal lokale telefoongesprekken per persoon per jaar uitgezet tegen het aantal poststukken per persoon per jaar in de Verenigde Staten.

a

Na een aanvankelijke daling stijgt de grafiek van het aantal lokale telefoongesprekken per persoon per jaar voortdurend, behalve in twee jaren. Welke jaren zijn dat?

b

Is het totaal aantal lokale telefoongesprekken die jaren ook niet gestegen? Verklaar je antwoord.

c

In welke periodes daalde het aantal poststukken per persoon per jaar?

d

Bepaal door extrapoleren het aantal lokale telefoongesprekken en het aantal poststukken per persoon per jaar in het jaar 2000 in de Verenigde Staten. Licht toe hoe je te werk gaat.

Opgave 10

De Body Mass Index (BMI) geeft aan of mensen van boven de 16 jaar op hun juiste gewicht zitten (20 < BMI ≤ 25), matig overgewicht hebben (25 < BMI ≤ 30), of te zwaar (BMI > 30) of te licht (BMI ≤ 20) zijn. Met deze grafieken kun je de BMI bepalen.

a

Schat de BMI van iemand die 18 jaar is, 1,90  m lang is en 90 kg weegt.

b

Hoe zwaar moet iemand van meer dan 16 jaar zijn als hij 1,80  m lang is en een gezond gewicht wil hebben? Geef de ondergrens en de bovengrens.

c

Schets de grafiek die hoort bij een BMI van 23.

d

Waarom gelden deze grafieken voor de BMI alleen voor mensen boven de 16 jaar, denk je?

e

Als je 1,80  m lang bent, hangt je BMI alleen af van je gewicht. Teken de grafiek van de BMI afhankelijk van het gewicht.

verder | terug