Tabellen en grafieken > Waarden toevoegen
123456Waarden toevoegen

Uitleg

Uit de Wikipedia: "De huisstofmijt (Dermatophagoides pteronyssinus) is een haast onzichtbaar kleine (ca. 0,3 mm) mijt die in huisstof leeft, met name in matrassen, kussens, gestoffeerd meubilair, tapijt en op beschimmelde muren. De huisstofmijt komt overal ter wereld voor, in alle klimaten, behalve op grote hoogte waar hij zich moeilijk kan voortplanten. Hij gedijt het beste bij ongeveer 25 graden Celsius en een luchtvochtigheid van 50-75%."

Je ziet hier grafieken van het aantal huisstofmijten dat ontstaat uit een kleine beginpopulatie bij de juiste leefomstandigheden. Elke grafiek beschrijft het aantal mijten uitgezet tegen de tijd in dagen, steeds bij een andere temperatuur. Dit is een grafiekenbundel, de getekende punten zijn de echte meetpunten. Hiermee kun je:

  • Schatten dat het aantal mijten na 55 dagen bij een temperatuur van 25°C ongeveer 256 bedraagt, terwijl dit bij een temperatuur van 21°C slechts ongeveer 92 is. Je doet dit door af te lezen van de rechte lijnstukjes tussen twee meetpunten. Je spreekt dan van interpoleren tussen twee punten.

  • Schatten dat het aantal mijten na 75 dagen bij een temperatuur van 25°C ongeveer 347 bedraagt, terwijl dit bij een temperatuur van 21°C slechts ongeveer 154 is. Je doet dit door de rechte lijnstukjes van de laatste twee meetpunten door te trekken. Je spreekt dan van extrapoleren.

  • Schatten dat het aantal mijten na 55 dagen bij een temperatuur van 23°C vermoedelijk ongeveer evenveel zal zijn als bij een temperatuur van 28,5°C.

Opgave 2

Bekijk de grafieken van het aantal huisstofmijten in de Uitleg .

a

Controleer de schatting van het aantal mijten bij een temperatuur van 21°C na 55 dagen.

b

Controleer de schatting van het aantal mijten bij een temperatuur van 25°C na 75 dagen.

c

Wat is het verschil tussen interpoleren en extrapoleren?

d

Schat het aantal mijten na 55 dagen bij een temperatuur van 23°C. Leg uit dat dit aantal vermoedelijk overeen komt met dat bij een temperatuur van 28,5°C.

Opgave 3

Bekijk de grafieken van het aantal huisstofmijten nog eens.

a

Hoeveel huisstofmijten waren er bij het begin van het onderzoek naar hun groei?

b

Hoeveel zijn er na 40 dagen bij een temperatuur van 21°C? Met hoeveel procent is het aantal dus in die 40 dagen toegenomen?

c

Beantwoord dezelfde vragen als bij b maar nu bij een temperatuur van 20°C.

d

Schets de grafiek van de groei van huisstofmijten bij 20°C.

e

Waarom kun je de grafiek bij 26°C niet tekenen op grond van de gegeven grafieken alleen?

verder | terug