Uit de Wikipedia: "De huisstofmijt (Dermatophagoides pteronyssinus) is een haast onzichtbaar kleine (ca. 0,3 mm) mijt die in huisstof leeft, met name in matrassen, kussens, gestoffeerd meubilair, tapijt en op beschimmelde muren. De huisstofmijt komt overal ter wereld voor, in alle klimaten, behalve op grote hoogte waar hij zich moeilijk kan voortplanten. Hij gedijt het beste bij ongeveer 25 graden Celsius en een luchtvochtigheid van 50-75%."
Je ziet hier grafieken van het aantal huisstofmijten dat ontstaat uit een kleine beginpopulatie bij de juiste leefomstandigheden. Elke grafiek beschrijft het aantal mijten uitgezet tegen de tijd in dagen, steeds bij een andere temperatuur. Dit is een grafiekenbundel, de getekende punten zijn de echte meetpunten. Hiermee kun je:
Schatten dat het aantal mijten na dagen bij een temperatuur van °C ongeveer bedraagt, terwijl dit bij een temperatuur van °C slechts ongeveer is. Je doet dit door af te lezen van de rechte lijnstukjes tussen twee meetpunten. Je spreekt dan van interpoleren tussen twee punten.
Schatten dat het aantal mijten na dagen bij een temperatuur van °C ongeveer bedraagt, terwijl dit bij een temperatuur van °C slechts ongeveer is. Je doet dit door de rechte lijnstukjes van de laatste twee meetpunten door te trekken. Je spreekt dan van extrapoleren.
Schatten dat het aantal mijten na dagen bij een temperatuur van °C vermoedelijk ongeveer evenveel zal zijn als bij een temperatuur van °C.
Bekijk de grafieken van het aantal huisstofmijten in de
Controleer de schatting van het aantal mijten bij een temperatuur van °C na dagen.
Controleer de schatting van het aantal mijten bij een temperatuur van °C na dagen.
Wat is het verschil tussen interpoleren en extrapoleren?
Schat het aantal mijten na dagen bij een temperatuur van °C. Leg uit dat dit aantal vermoedelijk overeen komt met dat bij een temperatuur van °C.
Bekijk de grafieken van het aantal huisstofmijten nog eens.
Hoeveel huisstofmijten waren er bij het begin van het onderzoek naar hun groei?
Hoeveel zijn er na dagen bij een temperatuur van °C? Met hoeveel procent is het aantal dus in die dagen toegenomen?
Beantwoord dezelfde vragen als bij b maar nu bij een temperatuur van °C.
Schets de grafiek van de groei van huisstofmijten bij °C.
Waarom kun je de grafiek bij °C niet tekenen op grond van de gegeven grafieken alleen?