Tabellen en grafieken > Combineren/vergelijken
123456Combineren/vergelijken

Testen

Opgave 11

Twee atleten A en B deden mee aan een halve triathlon: 3 km zwemmen, 75 km fietsen en 24 km lopen. Hun gemiddelde snelheden waren:
Atleet A: zwemmen 3 km/h; fietsen 30 km/h; lopen 12  km/h.
Atleet B: zwemmen 4 km/h; fietsen 25 km/h; lopen 16  km/h.

a

Teken in één figuur bijpassende grafieken.

b

Wie van beiden was het eerst bij de finish? Hoeveel minuten was hij op de ander voor?

c

Hebben de snijpunten van deze grafieken betekenis?

d

Kun je de vraag wie na 3  uur voor lag beantwoorden? Leg uit.

e

Bereken van beiden de gemiddelde snelheid over deze halve triathlon.

Opgave 12

In deze figuur vind je grafieken van de bevolkingsgroei, het migratiesaldo en het geboorteoverschot in een bepaalde regio in de periode 1946 - 1985.

a

Welk verband is er tussen deze drie grafieken?

b

Er zijn twee jaren waarin het geboorteoverschot en de bevolkingsgroei gelijk zijn. Welke jaren zijn dat? Wat betekent dat voor het migratiesaldo?

c

Wat betekent een bevolkingsgroei van 0 voor het migratiesaldo en het geboorteoverschot? In welke jaren is dat het geval?

d

In welke periode is het geboorteoverschot vrijwel constant? Wat betekent dat voor de grafieken van het migratiesaldo en de bevolkingsgroei?

Opgave 13

De winst W op een bepaald artikel hangt af van de prijs per stuk p en de hoeveelheid q die wordt verkocht. De grafieken geven het verband tussen W , p en q weer.

Teken een grafiek van W uitgezet tegen p .

verder | terug