Elke wiskundige zin met een is-gelijk-teken is een vergelijking, bijvoorbeeld:
Voor een rechthoek met lengte , breedte en een omtrek van geldt .
Voor een vierkant met oppervlakte en zijde geldt: .
Voor het aantal kopieën per maand geldt.
Een getal en zijn kwadraat zijn samen , hoeveel bedraagt dat getal? Dus kortweg: .
Vergelijkingen zoals de eerste twee beschrijven het verband tussen twee variabelen.
Daarbij maak je vaak een grafiek.
In de laatste twee gevallen kun je de vergelijking oplossen.
Dat betekent een waarde voor de onbekende zoeken die de gegeven zin, de gegeven vergelijking
waar maakt.
Daarvoor bestaan verschillende technieken, zoals de balansmethode en de terugrekenmethode. In de voorbeelden zie je nog eens hoe die methoden in zijn werk gaan.
Je kunt vergelijkingen ook goed door je grafische rekenmachine laten oplossen.