Een vraag als: "Voor welke is ?" is een voorbeeld van een ongelijkheid.
Zo'n ongelijkheid los je op door in één figuur de grafieken te tekenen van en .
Je ziet dat voor geldt dat , dat voor geldt dat en dat voor geldt dat .
Het antwoord op de vraag, de oplossing van de ongelijkheid, is daarom .
Op dezelfde wijze kun je ook werken met ongelijkheden waarin het gaat om "kleiner dan" (), "kleiner of gelijk aan" () en "groter of gelijk aan" ().