Twee variabelen `x` en `y` zijn recht evenredig wanneer geldt: als een `x` -waarde `k` keer zo groot wordt, wordt de bijbehorende `y` -waarde ook `k` keer zo groot. Bij een recht evenredig verband hoort een formule van de vorm `y = cx` , waarin `c` een constante is. De grafiek van een recht evenredig verband is een rechte lijn die door de oorsprong gaat en die `c` als richtingscoëfficiënt heeft.
Twee variabelen `x` en `y` zijn omgekeerd evenredig wanneer geldt: als een `x` -waarde `k` keer zo groot wordt, wordt de bijbehorende `y` -waarde `k` keer zo klein. Bijvoorbeeld: wordt `x` twee keer zo groot, dan wordt `y` een half keer zo groot (ofwel twee keer zo klein). Bij een omgekeerd evenredig verband hoort een formule van de vorm `x*y=c` . Deze formule is ook te schrijven als `y=c/x` .
Bij een formule van de vorm `y = c/x + a` spreek je van een hyperbolisch verband. Hoewel dan `x` en `y` niet omgekeerd evenredig zijn, lijkt de grafiek wel op die van een omgekeerd evenredig verband. Hij is alleen `a` verschoven in de `y` -richting.
Naarmate in een hyperbolisch verband de
`x`
-waarde hogere waarden aanneemt, komt de grafiek heel dicht bij de
`y`
-waarde
`a`
. De grafiek komt dus steeds dichter bij de de lijn
`y=a`
.
En zo neemt de grafiek hele grote waarden aan als die dichter bij de lijn
`x=0`
komt. Die grote waarden kunnen positief of negatief zijn. Dat hangt af aan welke
kant van de
`y`
-as de grafiek loopt.