Als het goed is krijg je een rechte lijn die bij $\mathrm{70,125}$ op $50$% zit.

Ja.

Bij $50$% kun je $\mu$ aflezen en bij $84\%$ kun je $\mu +\sigma$ aflezen (vuistregels).

Zie tabel.

Doen.

Verschillen zijn niet erg groot. Je moet de bovengrenzen van de klassen gebruiken omdat het om "kleiner of gelijk" kansen gaat.

Ja.

Doen.

Doen.

Doen.

Doen.

Zie tabel. Gebruik de gegevens van machine $1$ en werk met Excel.
Hiernaast zie je de tabel met cumulatieve relatieve frequenties (c.r.f.).

$\mu \approx \mathrm{1003,1}$ en $\sigma \approx \mathrm{3,0}$ gram.

Gebruik de bovengrenzen van elke klasse!

Klopt redelijk, er kan redelijk goed een rechte lijn door de punten worden getekend.

Aflezen uit je figuur.

Aflezen bij $90$% geeft ongeveer $1007$ gram, dus $1007$ gram of meer.

Mannen: $\mu \approx \mathrm{128,5}$ en $\sigma \approx \mathrm{12,6}$.
Vrouwen: $\mu \approx \mathrm{131,7}$ en $\sigma \approx \mathrm{13,7}$.

Klassenbreedte $5$ en eerste klasse .

Er komt niet ongeveer een rechte lijn.

Je kunt altijd wel een rechte lijn door een verzameling punten tekenen, maar de afwijkingen zullen vrij groot zijn.

Nee, ook niet. Beide verdelingen zijn behoorlijk scheef.

De gemiddelde lengte is $162$ cm en de standaarddeviatie is $\mathrm{6,5}$ cm.

Doen.

Ja, de lichaamslengte van deze $5001$ vrouwen is redelijk goed normaal verdeeld.

Ongeveer tussen $149$ en $175$ cm. Dus $a\approx 13$ cm.

Ongeveer $169$ cm of groter.

$\mu \approx \mathrm{43,6}$ en $\sigma \approx \mathrm{2,7}$ cm.

Doen.

Doen.

Ja, de kniehoogte van deze $5001$ vrouwen is redelijk goed normaal verdeeld.

Tussen $\mathrm{41,3}$ en $\mathrm{45,9}$ cm. Dus $a\approx \mathrm{2,3}$ cm.

$\mathrm{46,4}$ cm of meer.