Lineaire verbanden > Lineaire vergelijkingen
12345Lineaire vergelijkingen

Voorbeeld 1

Een fabriek produceert een artikel dat voor € 12,50 per stuk wordt verkocht. Het maken van één exemplaar kost € 7 en de vaste maandelijkse productiekosten bedragen € 120000. Voor de bedrijfsleiding is nu deze vraag van belang:
Hoeveel exemplaren van dit artikel moeten er maandelijks worden verkocht om winst te maken?

> antwoord

De inkomsten ( R in euro) en voor de kosten ( T in euro) hangen beide af van het aantal verkochte exemplaren q. Je kunt deze formules opstellen:

  • inkomsten: R = 12,50 q
  • kosten: T = 120.000 + 7 q

Maak hierbij grafieken op je GR. En los de vergelijking R = T K op:

12,50 q = 120.000 + 7 q
beide zijden - 7 q
5,50 q = 120.000
beide zijden delen door 5,50
q = 21.818,182

Er wordt winst gemaakt bij een verkoop van 21.819 of meer.

Opgave 4

Twee cilindervormige kaarsen branden gelijkmatig op: de lengte L (in cm) van elke kaars is een lineaire functie van de brandtijd t (in uren). Op t = 0 worden beide kaarsen aangestoken. Kaars I heeft op dat moment een lengte van 30  cm en brandt met 1,5  cm per uur op. Kaars II heeft dan een lengte van 22  cm en brandt met 0,5  cm per uur op.

a

Stel voor elk van deze kaarsen een formule op voor L als functie van t .

b

Breng de bijpassende grafieken in beeld met je grafische rekenmachine.

c

Bepaal met de grafische rekenmachine vanaf welk tijdstip kaars II langer is dan kaars I.

d

In Voorbeeld 1 zie je hoe je deze ongelijkheid algebraïsch kunt oplossen. Voer die algebraïsche oplossing stap voor stap uit.

verder | terug