Exponentiële verbanden > Exponentiële groei
123456Exponentiële groei

Antwoorden van de opgaven

Opgave 1
a

1048576 lagen.

b

Misschien iets te veel lagen? En een iets te klein oppervlak?

c

157286,4 mm dik, dat is meer dan 157 m!

d

Ongeveer `4,7 * 10^(-6)` cm, dat is ongeveer 0,00005 mm.

Opgave 2
a

Het getal waarmee het aantal bacteriën elk uur wordt vermenigvuldigd.

b

100%

c

24576 ; 49152 , precies 2 keer zoveel dus.

d

196608 gram.

Opgave 3
a

Eigen antwoord.

b

6291456 gram.

c

t 6,644

d

t 7,644 , gewoon een uur later.

Opgave 4
a

Op t = 0 heeft Amstvorde 110000 inwoners, dus veel meer dan Dorenstad.

b

De groeifactor van Amstvorde is kleiner, namelijk 1,013 .

c

1,013 dat is 1,3% per jaar.

d

Y1 = 67000 * 1.024^X
Y2 = 110000 * 1.013^X
Venster: Xmin = 0, Xmax = 100, Ymin = 0, Ymax = 500000.

e

Met de grafische rekenmachine vind je het snijpunt als t 45,9 , dus in 2046 is Dorenstad voor het eerst groter dan Amstvorde.

Opgave 5
a

Eigen antwoord

b

A ( t ) = 784 0,97 t

c

In 2022 is t = 7 als je van t = 0 in 2000 uitgaat.
Dan is a 496 , dus het aantal abonné's is dan onder de 500.000 .

Opgave 6
a

1,06

b

800 1,06 5 1070,58

c

S ( t ) = 800 1,06 t

d

S ( 20 ) 2565,71

Opgave 7

Zie tabel:

procentuele toename per jaar  13  ”6 0,3  15  -2 295 -99
groeifactor per jaar 1,13 0,94 1,003 1,15 0,98 3,95 0,01
Opgave 8
a

4888 5200 = 0,94 , 4594 4888 0,94 , 4319 4594 0,94 , 4060 4319 0,94 .
Dus er is exponentiële groei met groeifactor 0,94 .

b

4600 ( 0,94 ) 3 3372

c

6205 - 6400 = -195 ; 5998 - 6205 = -207 ; 5801 - 5998 = -197 ; 5598 - 5801 = -203 .
Dus lineaire afname van ongeveer 200 vogels per jaar.

d

GR: Y1 = 5200*(0.94)^X en Y2 = 6400 ” 200X. Bijvoorbeeld in de tabel zie je dat er in het 27e of het 28e jaar na 1998 evenveel zijn, dus in 2025 of in 2026.

Opgave 9
a

1,5

b

1,5 2 = 2,25 , dus de oppervlakte neemt met 125% toe over twee dagen.

c

Ja, met groeifactor 1,5 tot al het water is bedekt.

Opgave 10
a

Na 1 jaar € 4440 en na 2 jaar € 4928,40.

b

1,11

c

Vermenigvuldigen met 1,11 .

d

Delen door 1,11 .

e

7279,45 6740,23 1,08 , dus de groeifactor is 1,08 en het groeipercentage is 8%.

Opgave 11
a

N ( t ) = 5000 0,96 t

b

N ( 10 ) 3324

c

N ( 17 ) 2498 , dus na 17 jaar.

Opgave 12
a

Als je telkens twee opvolgende kapitalen deelt, dan vind je elke keer ongeveer 1,042 .

b

4,2% per jaar.

c

Zie tabellen:

jaar 0 1 2 3 4 5
bedrag 10000,00 10800,00 11664,00 12597,12 13604,89 14693,28


jaar 6 7 8 9 10
bedrag 15868,74 17138,24 18509,30 19990,05 21589,25
d

Na 10 jaar.

e

K ( 5 ) 19254,15 en K ( 10 ) 23425,61

f

Dit maakt geen verschil.

Opgave 13
a

School 1 met een groeifactor van 0,95 , dus 5% afname.

b

Lineair, telkens 45 leerlingen minder.

c

Nee, school 2 zal uiteindelijk op 0 uitkomen en school 1 gaat steeds langzamer dalen in aantal leerlingen.

d

Gedurende een jaar veranderen de leerlingenaantallen alleen incidenteel. Alleen bij de start van een cursusjaar is er een structurele wijziging, afhankelijk van de aanmeldingen en de examenresultaten.

Opgave 14
a

Dan komt er elk jaar 40 bij en dus krijg je bedragen als 1000, 1040, 1080, 1120, 1160, etc.

b

Alle delingen van tegoeden uit opeenvolgende jaren leveren ongeveer 1,04 op.

c

Groeifactor is 1,04 en groeipercentage is 4%.

d

1000 1,04 10 1800,94 . (Eigenlijk is dit niet helemaal goed, je moet van jaar op jaar het tegoed berekenen en afronden op centen.)

Opgave 15
a

Wel als je kijkt naar de huur op 1 januari van het jaar t na 2002.

b

300 1,055 = 316,50 , dus op 1 januari 2003 is de huurprijs € 316,50.
300 ( 1,055 ) 2 = 333,91 , dus op 1 januari 2004 is de huurprijs € 333,91.

c

( 1,055 ) 2 ˜ 1,113 , dus ongeveer 11,3%.

Opgave 16
a

W ( t ) = 5000 0,96 t

b

Na 40 jaar.

verder | terug