Exponentiële verbanden > Rekenen met machten
123456Rekenen met machten

Voorbeeld 1

Als één macht schrijven gaat zo:

  • ( 2 3 ) 4 2 10 = 2 12 2 10 = 2 22
  • 3 16 3 3 4 = 3 16 3 5 = 3 11
  • 2 10 + 7 2 10 = 8 2 10 = 2 3 2 10 = 2 13
  • 0,9 4 ( 0,9 2 ) 3 = 0,9 4 0,9 6 = 0,9 10
Opgave 4

In Voorbeeld 1 gebruik je de rekenregels voor machten. Schrijf de volgende uitdrukkingen als één macht:

a

2 3 ( 2 4 ) 2

b

4 5 2 3

c

( 5 2 ) 4 5 5 3

d

5 6 5 2 5 4

verder | terug