Machtsfuncties > Totaalbeeld
12345Totaalbeeld

Toepassen

Opgave 7Literblik
Literblik

Stel je voor dat een fabrikant zuiver cilindervormige blikken nodig heeft met een inhoud van 1 L. Om de kosten te drukken wil hij zo min mogelijk blik gebruiken. Welke afmetingen moet zo'n literblik krijgen?

Voor een cilindervormig literblik (afmetingen in cm) geldt:

  1. de inhoud is: I = π r 2 h = 1000 cm3

  1. de oppervlakte is: A = 2 π r h + 2 π r 2

Uit de formule voor de inhoud volgt: h = 1000 π r 2 318 r 2 . Dit kun je invullen in de formule voor de oppervlakte.
Je krijgt: A = 636 r + 2 π r .
Je kunt nu met de GR een grafiek maken van A als functie van r . Zo kun je bepalen voor welke waarde van r de oppervlakte van het literblik zo klein mogelijk is. En zo bepaal je de afmetingen van het literblik met de kleinste materiaalkosten

a

Wordt bij de formule voor de oppervlakte A ook het deksel en de bodem van het blik meegerekend? Waaraaan zie je dat?

b

Laat zien hoe je de formule voor A als functie van r kunt afleiden.

c

Maak zelf de bijpassende grafiek van A en bepaal voor welke r de materiaalkosten zo klein mogelijk zijn.

d

Voor bepaalde stoffen (bijvoorbeeld verschillende soorten olie) worden zuiver balkvormige blikken gebruikt. In verband met het makkelijk stapelen worden voor een bepaald merk olie 10-liter-blikken gebruikt waarvan lengte en breedte gelijk zijn. Bereken ook voor deze blikken de afmetingen bij een zo klein mogelijke oppervlakte aan blik.

Opgave 8Meeh-coëfficiënt
Meeh-coëfficiënt

Er bestaan in de biologie en de fysiologie allerlei verbanden tussen maten van dieren (en maten van mensen). Een bekend voorbeeld is dat tussen huidoppervlakte en lichaamsgewicht. De fysioloog Karl Meeh vond dit verband als eerst, maar je kunt het ook zelf afleiden. Lees hierover

Bekijk bijvoorbeeld een kubus met ribbe r cm.

  • de inhoud van deze kubus is: I = r 3

  • de (huid)oppervlakte van deze kubus is: H = 6 r 2

Neem nu een kubus gemaakt van hout. Als elke cm3 van dat hout 5 gram weegt (dat heet de soortelijke massa van het hout), dan is het gewicht van de kubus: G = 5 r 3 gram. Dit kun je schrijven als: r = ( 0,2 G ) 1 3 .
Voor de huidoppervlakte geldt dan: H = 6 ( ( 0,2 G ) 1 3 ) 2 2,06 G 2 3 .

In de formule voor de huidoppervlakte is H in m2 en G het gewicht in kg. Zo'n houten kubus heeft daarom een Meeh-coëfficiënt van ongeveer 206...

In de tekst wordt de Meeh-coëfficiënt van een massieve houten kubus afgeleid. De soortelijke massa van dat hout is 5 gram per cm3.

a

Leg uit waarom de Meeh-coëfficiënt van de kubus ongeveer 206 is.

b

Bepaal zelf de Meeh-coëfficiënt van een massieve bol met straal r van deze houtsoort.
De inhoud van een bol is I = 4 3 π r 3 en de oppervlakte is H = 4 π r 2 .

c

Bepaal ook de Meeh-coëfficiënt van een massieve cilinder van deze houtsoort. Ga er van uit dat de cilinder even hoog is als zijn diameter is.

d

Hoe kun je dit gebruiken om de Meeh-coëfficiënt van een bepaalde diersoort te schatten?

verder | terug