Kansmodellen > Ja/nee kansen
12345Ja/nee kansen

Antwoorden van de opgaven

Opgave 1
a

Het kan wel, maar het wordt een grote kansboom.

b

( 1 5 ) 4 = 0,0652

c

( 1 5 ) 4 ( 4 5 ) 6 ( 10 4 ) 0,088

d

Nu moet je de kansen op 4 goed, 5 goed, ..., 10 goed bij elkaar optellen. Je vindt ongeveer 0,1209.

Opgave 2
a

( 1 4 ) ( 10 ) 0,0000001

b

( 3 4 ) ( 10 ) 0,05631

c

( 1 4 ) 7 ( 3 4 ) 3 0,0000257

d

0,0000257

e

10 ! 3 ! 7 ! = 120
0,003090

Opgave 3
a

( 1 6 ) 3 = 1 216

b

( 5 6 ) 3 = 125 216

c

3 ( 1 6 ) 2 5 6 = 15 216 = 5 72

Opgave 4
a

( 5 15 ) 2 10 15 3 = 2 9

b

5 15 4 14 10 13 3 = 20 91

Opgave 5
a

Binomiaal.

b

Binomiaal.

c

Niet binomiaal.

d

Binomiaal.

e

Binomiaal.

f

Binomiaal.

Opgave 6
a

Je herhaalt dezelfde situatie: vier keer gooien met een dobbelsteen en telkens precies twee mogelijkheden, een zes of geen zes.

b

Nee, want nu kunnen er op elke dobbelsteen verschillende ogenaantallen voorkomen.

c

1 6 ( 5 6 ) 3 4 = 125 324

d

( 5 6 ) 4 = 625 1296

e

Noem het aantal zessen bijvoorbeeld X . Je vindt dan: P ( X = 0 ) = 625 1296 , P ( X = 1 ) = 500 1296 , P ( X = 2 ) = 150 1296 , P ( X = 3 ) = 20 1296 en P ( X = 4 ) = 1 1296 .

Opgave 7
a

( 10 6 ) = 210

b

( 1 4 ) 6 ( 3 4 ) 4 0,00007247

c

210 0,00007247 0,01622

Opgave 8
a

( 10 9 ) ( 1 4 ) 9 ( 3 4 ) 0,0000286

b

( 10 8 ) ( 1 4 ) 8 ( 3 4 ) 2 0,0000286

c

Je moet nu de kans op 7, op 8, op 9 en op 10 goede antwoorden optellen. Die kans is ongeveer 0,0035 .

d

Je kunt nu het beste de kans op 10 goede uitrekenen: ( 1 4 ) 10 0,00000095 .
De kans op hoogstens 9 goede is dan ongeveer 1 - 0,00000095 = 0,99999905 .

Opgave 9
a

( 20 8 ) ( 1 4 ) 8 ( 3 4 ) 12 0,0609

b

( 12 5 ) ( 1 6 ) 5 ( 5 6 ) 7 0,0284

c

( 4 3 ) ( 10 15 ) 3 ( 5 15 ) 1 0,3951

d

Niet binomiaal.

e

( 30 4 ) ( 1 5 ) 4 ( 4 5 ) 26 0,1325

f

( 13 11 ) ( 1 3 ) 11 ( 2 3 ) 2 0,0002

Opgave 10
a

( 28 1 ) ( 0,11 ) 1 ( 0,89 ) 27 0,1325

b

( 28 4 ) ( 0,11 ) 4 ( 0,89 ) 24 0,1829

c

( 28 5 ) ( 0,11 ) 5 ( 0,89 ) 23 0,1085

d

Eerst de kans op 0, 1, of 2 kleurenblinden uitrekenen: ongeveer 0,3917.
De gevraagde kans is ongeveer 1 - 0,3917 = 0,6083 .

Opgave 11
a

( 10 4 ) ( 0,5 ) 0 ( 0,5 ) 10 0,2051

b

Zie tabel.

  x P ( X = x )
 0 0,0010
 1 0,0098
 2 0,0439
 3 0,1172
 4 0,2051
 5 0,2461
 6 0,2051
 7 0,1172
 8 0,0439
 9 0,0098
10 0,0010
c

0,0547

d

1 - 0,0108 = 0,9892

Opgave 12
a

Je herhaalt 15 keer het kansexperiment gooien met één dobbelsteen en letten op 1 of geen 1.

b

0,2363

c

0,5322

d

Nu is er niet op elke dobbelsteen keuze uit maar twee mogelijkheden, maar tel je het aantal ogen.

e

Twee mogelijkheden: op twee dobbelstenen een 2 en op de andere een 1, of op één dobbelsteen een 3 en op alle andere een 1.
De kans is: ( 15 2 ) ( 1 6 ) 15 + ( 15 1 ) ( 1 6 ) 15 0,000000000255 .

Opgave 13

0,1052

Opgave 14
a

P(precies één speler mag beginnen) = 4 1 6 ( 5 6 ) 3 = 500 1296 0,3858 .

b

P(iedereen mag beginnen) = ( 1 6 ) 4 = 1 1296 0,00077 .

c

0, 1, 2, 3, 4

d

Zie tabel.

  x P ( X = x )
 0 0,4823
 1 0,3858
 2 0,1157
 3 0,0154
 4 0,0008
e

P ( hoogstens drie ) = 1 P ( iedereen begint ) = 1 0,0008 = 0,0002 .

Opgave 15

( 30 10 ) ( 0,38 ) 10 ( 0,62 ) 20 0,1329

verder | terug