Kansmodellen > Ja/nee kansen
12345Ja/nee kansen

Verwerken

Opgave 11

In een ziekenhuis staan op de kraamafdeling 10 bedjes met in elk bedje één goed toegedekte zuigeling. Ga ervan uit, dat de kans dat er een jongetje in zo’n bedje ligt even groot is als de kans dat het een meisje is.

a

Hoe groot is de kans dat er 4 meisjes in die bedjes liggen?

b

Maak een kansverdeling voor het aantal meisjes in de tien bedjes.

c

Hoe groot is de kans dat je minstens 8 meisjes in de bedjes aantreft?

d

Hoe groot is de kans dat je hoogstens 8 meisjes in de bedjes aantreft?

Opgave 12

Je gooit 15 keer met een gewone dobbelsteen. Je telt het aantal keren dat er 1 boven komt.

a

Waarom is dit een binomiaal kansprobleem?

b

Hoe groot is de kans dat er precies 3 keer een 1 boven komt?

c

Hoe groot is de kans dat er minder dan 3 keer een 1 boven komt?

Je let op het totaal aantal ogen dat boven komt.

d

Waarom is er nu geen sprake van een binomiaal kansexperiment?

e

Hoe groot is de kans dat er 17 ogen boven komt?

Opgave 13

Stel je eens voor dat 15% van alle Nederlanders contactlenzen draagt. Je staat in een winkel. Er zijn 6 klanten (uitgezonderd jezelf) en 2 verkopers. Je kent er niemand van.
Hoe groot is de kans dat van deze 8 personen meer dan 2 contactlenzen dragen?

verder | terug