Kansmodellen > Ja/nee kansen
12345Ja/nee kansen

Uitleg

Bij een bepaalde soort meerkeuzevragen is één van de vijf mogelijke antwoorden goed. Bij elke vraag heb je (als je het antwoord niet weet) een kans van 1 5 dat je het antwoord goed gokt.
De kans op een goed antwoord is dan 1 5 , de kans op een fout antwoord 4 5 . Er zijn maar twee mogelijkheden per vraag: "goed" of "fout" .
Maar hoe zit het met de kansen als je 10 van dit soort vragen krijgt (en je weet er niet één)?

Krijg je er bijvoorbeeld 3 dan kun je een kansboom maken zoals deze. Je ziet dat de kans op 2 goed van de drie vragen (bij zuiver gokken) gelijk is aan:
P ( X = 2 ) = 1 5 1 5 4 5 + 1 5 4 5 1 5 + 4 5 1 5 1 5 = 1 5 1 5 4 5 3
Je ziet dat er drie manieren zijn om twee van de drie vragen goed (G) te hebben en één fout (F), namelijk: GGF, GFG, FGG.

Heb je met tien vragen te maken dan wordt een boomdiagram onoverzichtelijk. Om de kans op 7 vragen goed van de 10 te berekenen moet je dan het aantal mogelijke volgordes met 7 keer een G en 3 keer een F beredeneren.

Om de kans op 7 vragen goed van de 10 te berekenen bedenk je dan eerst dat de kans op één bepaalde volgorde, bijvoorbeeld op GGGGGGGFFF, gelijk is aan ( 1 5 ) 7 ( 4 5 ) 3 .

Vervolgens beredeneer je het aantal volgordes met 7 keer een G en 3 keer een F.
Dat doe je met behulp van combinaties: je kiest uit een groep van 10 (7 letters G en 3 letters F) willekeurig 7 letters, waarbij hun onderlinge volgorde niet van belang is.
Dat kun je doen op ( 10 7 ) = 120 manieren.

De gevraagde kans wordt: P ( X = 7 ) = ( 10 7 ) ( 1 5 ) 7 ( 4 5 ) 3 = 0,000786 .

Een hele kleine kans, maar dat ligt voor de hand...

Opgave 2

In de Uitleg staat een situatie beschreven waarin 10 vierkeuzevragen op de gok worden ingevuld.

a

Hoe groot is de kans dat je alle 10 die vierkeuzevragen goed beantwoordt?

b

Hoe groot is de kans dat je ze alle 10 fout hebt?

c

Hoe groot is de kans dat je de eerste 7 goed hebt en de rest fout?

d

Hoe groot is de kans dat je de eerste fout hebt, dan weer 7 goed en vervolgens de rest fout?

e

Op hoeveel manieren kun je 7 vragen goed en de rest fout hebben? Hoe groot is de kans daarop?

Opgave 3

Er wordt driemaal met een zuivere dobbelsteen geworpen.

a

Bereken de kans op drie vijven.

b

Bereken de kans op geen zessen.

c

Bereken de kans op tweemaal een drie.

Opgave 4

In een vaas zitten 5 rode en 10 witte knikkers. Jan haalt na elkaar en met terugleggen aselect 3 knikkers uit de vaas.

a

Hoe groot is de kans dat daar twee rode knikkers bij zitten?

Mien haalt tegelijk aselect drie knikkers uit de vaas.

b

Hoe groot is de kans dat daar twee rode knikkers bij zitten?

verder | terug