Kansmodellen > Niet-binomiale kansen
12345Niet-binomiale kansen

Voorbeeld 2

Op een scholengemeenschap zitten 800 jongens en 1200 meisjes. Daaruit wordt een aselecte steekproef van 4 personen getrokken. M is het aantal meisjes in de steekproef. Stel een een kansverdeling op voor M en bepaal de verwachtingswaarde. Laat zien dat je kansen vrijwel hetzelfde zijn als je een binomiaal kansmodel gebruikt.

> antwoord

Bij de steekproef gaat het om trekking zonder terugleggen van 4 elementen uit een populatie van 2000.
De kans op bijvoorbeeld M = 3 is:

Ρ ( M = 3 ) = 1200 2000 1199 1999 1198 1998 800 1997 4 0,3458.

Dit is vrijwel gelijk aan Ρ ( M = 3 ) = ( 1200 2000 ) 3 800 2000 4 0,3456.

Je kunt de kansen goed benaderen met een binomiaal kansmodel:

m 0 1 2 3 4
P ( M = m ) 0,0256 0,1536 0,3456 0,3456 0,1296

En nu vind je: E ( M ) = 4 1200 2000 = 2.4 .

Opgave 6

In Voorbeeld 2 zie je dat bij een kleine steekproef uit een hele grote populatie de kansen goed kunnen worden benaderd met de binomiale kansverdeling.

a

Laat dit zelf zien voor M = 2 .

b

Hoe groot is de kans op hoogstens 2 meisjes in de steekproef?

verder | terug