Je hebt tot nu toe meerdere kansmodellen voorbij zien komen:

• het vaasmodel waarin een kansprobleem wordt vertaald naar trekking van een aantal ballen met verschillende kleuren uit een vaas;

• het binomiale kansmodel waarin het gaat om een vaasmodel met trekking met terugleggen en per trekking precies twee mogelijkheden (twee "kleuren" : "ja" of "nee" );

• het normale kansmodel waarin het om een toevalsvariabele gaat die alle waarden uit een bepaald interval kan aannemen (zoals "lengte" , "gewicht" , etc.).

Belangrijk is nu de keuze voor het juiste kansmodel als je een bepaald kansprobleem krijgt voorgeschoteld.
Bij het maken van die keuze kijk je eerst om welke toevalsvariabele het gaat:

• kan hij alleen "losse" waarden aannemen dan denk je aan een soort vaasmodel en een kansboom;

• neemt hij alle waarden binnen een interval aan dan denk je aan de normale verdeling.

Kom je uit op het vaasmodel en gaat het om zulke grote aantallen dat een kansboom niet te tekenen is? Denk dan aan de binomiale verdeling...

Overigens is hiermee niet alles gezegd: er zijn kansproblemen die hele andere benaderingen vereisen. Misschien dat je daar later nog kennis mee maakt.