Differentieerregels > De quotiëntregel
1234567De quotiëntregel

Testen

Opgave 12

Differentieer de volgende functies.

a

f ( x ) = 2 x + 5 1 - x

b

g ( x ) = x 1 + x 3

c

H ( t ) = 1 1 + 1 t

d

y ( x ) = x 4 + 1 ( 1 + x 2 ) 4

Opgave 13

Je ziet hier een deel van de grafiek van de functie f ( x ) = 10 x - 40 x 2 - 10 .

a

Bereken met behulp van de afgeleide de extremen van f in twee decimalen nauwkeurig.

b

Het punt ( 0 , 4 ) ligt op de grafiek van f . Stel een vergelijking op van de raaklijn aan de grafiek van f in dat punt.

Opgave 14

Dit is een deel van de grafiek van f ( x ) = 10 x 0,5 x 2 + 1 .

a

Bereken exact de twee extremen van functie f .

b

Bepaal de grootste waarde die de richtingscoëfficiënt van een raaklijn in een punt van de grafiek van f kan hebben.

verder | terug