Bereken de gegeven afstanden. Rond telkens af op twee decimalen nauwkeurig.
Punt `P( 2, 3 )` tot lijn `l: 4 x-5 y=40` .
Punt `P( 2, 3 )` tot cirkel `c: (x+3) ^2 + (y+4)^2 =16` .
Lijn `l: 4x-5y=40` tot cirkel `c: (x+3)^2+(y+4)^2=16` .
Toon aan dat de lijnen `m: y=4x-12` en `n: y=4x+22` dezelfde afstand hebben tot de lijn `l: y=4 x+5` .
Bereken in de volgende gevallen de afstand van cirkel `c_1` tot cirkel `c_2` . Rond telkens af op twee decimalen nauwkeurig.
`c_1 : ( x+3 )^2 + (y+4) ^2 =25` en `c_2` heeft middelpunt `M_2 ( 2, 1 )` en straal `1` .
`c_1 : ( x+3 )^2 + (y+4) ^2 =25` en `c_2` heeft middelpunt `M_2 ( 2, 3 )` en straal `1` .
`c_1 : ( x+3 )^2 + (y+4) ^2 =25` en `c_2` heeft middelpunt `M_2 ( 2, 1 )` en straal `4` .
Een driehoek `ABC` is gegeven door `A(1, 0)` , `B(4, 8)` en `C(12, 2)` . Geef de vergelijkingen van de hoogtelijnen.
Een driehoek `PQR` is gegeven door `P( 12, 5 )` , `Q( 35, 7 )` en `R( 40, 12 )` .
Bereken de lengte van de hoogtelijn uit `P` . Rond af op twee decimalen.
Bereken de oppervlakte van `Delta PQR` .