Ruimtelijke figuren > Projecties
123456Projecties

Antwoorden van de opgaven

Opgave 1
a

Alle lijnstukken evenwijdig aan ribbe A B, alle lijnstukken evenwijdig aan ribbe A D en alle lijnstukken evenwijdig aan ribbe A E.

b

Een rechthoek.

c

Een rechthoek.

d

Een parallellogram.

Opgave 2
a

Een rechthoek.

b

B C , E H , F G

c

B D 5,7 cm.

d

D F 6,9 cm

e

Laat bij twijfel je figuur controleren.

Opgave 3

Nee, omdat de ribben die schuin naar achteren lopen niet zijn verkort is dit een parallelprojectie van een balk.

Opgave 4

Laat bij twijfel je figuur controleren.

Opgave 5

Laat bij twijfel je figuur controleren.

Opgave 6
a

B P 4,5 cm

b

Alle zijden zijn even lang.

c

P Q = A C 5,7 cm.

d

Begin met P Q = 5,7 cm. Neem vervolgens B P = 4,5 cm tussen de passerpunten.
Cirkel P B , Q B , P C en Q C met de passer om.
Je vindt nu de punten B en C en je kunt de ruit tekenen.

Opgave 7
a

Zie figuur.

b

Zie figuur.

c

Zie figuur.

Opgave 8
a

Er is geen verkortingsfactor gegeven, dus het is verstandig om van het rooster gebruik te maken.

b

Δ P Q R wordt een driehoek met P R = 2 en P Q = Q R 2,8 .

Opgave 9
a

Zie figuur.

b

P Q R wordt een gelijkzijdige driehoek met zijden van 4,2  cm.

c

Teken eerst rechthoek D B F H met D B = H F 8,5 en D H = B F = 6 cm.
Vervolgens teken je het midden Q van B F en punt S zo, dat F S = 1 4 H F .
Nu kun je vijfhoek D B Q S H tekenen.

Opgave 10
a

Zie figuur.

b

Zie figuur bij a. Je verdeelt gewoon elke zijde in drie gelijke delen door opmeten. Dat mag omdat de figuur een parallelprojectie is.

c

Zie figuur bij a.

d

Nee, het grondvlak is geen achthoek met gelijke zijden. Er zijn zijden van 2  cm en zijden van 2 2 2,8 cm.

Opgave 11
a

Zie figuur.

b

Het worden gelijkzijdige driehoeken met zijden van ongeveer 4 2 5,7 cm.

c

Dat levert een kubus op.

Opgave 12
a

Bij twijfel laten controleren.

b

De beide driehoeken hebben een basis van 8  cm en een hoogte van ongeveer 5,8 cm.
Die hoogte is het lijnstuk vanuit F naar het midden N van B C of het lijnstuk vanuit E naar het midden M van A D . Als je E M N F op ware grootte tekent kun je die hoogtes meten.

c

De hoogte van zo'n trapezium is ongeveer 6,4  cm.
Je meet die hoogte in een driehoek door E of F en evenwijdig met B C .

Opgave 13
a

Zie figuur.

b

Je ziet het bedoelde trapezium hieronder.

Opgave 14
a

Zie figuur.

b

Zo'n grensvlakje is een gelijkzijdig driehoekje met zijden van ongeveer 1,4 cm.

Opgave 15

Bij twijfel laten controleren.

verder | terug