Ruimtelijke figuren > Projecties
123456Projecties

Voorbeeld 2

Je ziet hier een kubus A B C D . E F G H. Alle ribben hebben een lengte van 4 cm. P is het midden van A E en Q is het midden van C G .
Welke vorm heeft de vierhoek P B Q H in werkelijkheid?

> antwoord

De zijden van vierhoek P B Q H zijn allemaal even lang. Immers ze zijn allemaal schuine zijde in een rechthoekige driehoek met rechthoekszijden van 2 cm en 4 cm.

De hoeken van P B Q H zijn niet recht. De hoeken bij B en H zijn scherp, want kleiner dan een rechte hoek. Bijvoorbeeld is P B Q < A B C .

Vierhoek P B Q H is daarom een ruit. Je kunt dat ook goed zien als je de figuur zo zou kunnen draaien dat je loodrecht op vierhoek P B Q H kijkt. Je moet hem dan draaien tot punt F recht boven het midden van vlak A B C D ligt. Kun je uitleggen waarom dat zo is?

Opgave 6

Bekijk Voorbeeld 2. Je ziet er kubus A B C D . E F G H met ribben van 4 cm.

a

Bepaal de lengte van B P in één decimaal nauwkeurig door het voorvlak A B F E op ware grootte (en in de juiste vorm) te tekenen.

b

Leg uit waarom P B Q H een ruit is.

c

Om die ruit op ware grootte te kunnen tekenen moet je behalve de lengte van zijde B P nog de lengte van een diagonaal bepalen. Bepaal de lengte van diagonaal P Q in één decimaal nauwkeurig door een geschikt vlak op ware grootte te tekenen.

d

Teken nu ruit P B Q H op ware grootte.

verder | terug