Ruimtelijke figuren > Berekeningen
123456Berekeningen

Antwoorden van de opgaven

Opgave 1
a

A C = 5 2 + 3 2 = 34 en A G = ( 34 ) 2 + 2 2 = 38 .

b

Uit tan ( C A G ) = 2 34 volgt C A G 19 ° .

Opgave 2
a

Een rechthoek.

b

5 2 + 2 2 = 29

c

tan ( A G F ) = A F F G = 29 3 , dus A G F 61 ° .

Opgave 3
a

A M = B M = A H 2 + H M 2 = 3 2 + 2 2 + 2,5 2 = 29,25

b

tan ( A M H ) = A H H M = 13 6,25 , dus A M H 55 ° .

c

sin ( A M D ) = A D A M = 3 19,25 , dus A M D 43 ° .

d

A M B = 180 ° - 2 A M H 69 °

Opgave 4
a

A P = A H 2 + H P 2 = 6 2 + 3 2 + 2 2 = 49 = 7
A Q = A B 2 + B Q 2 = 4 2 + 6 2 + 1 2 = 53

b

P Q = 2 2 + 2 2 = 8 en dus is A Q 2 A P 2 + P Q 2 .

Opgave 5
a

tan ( A F D ) = A D A F = 6 5 , dus A F D 50 ° .

b

sin ( C A Q ) = C Q A Q = 1 53 , dus A M D 8 ° .

c

Δ P A Q is niet rechthoekig.

Opgave 6
a

C T = 12 , T F = 12 - 3 = 9 en C B = 3 .
Δ T C B is gelijkvormig met Δ T F E .
Dus F E = 9 12 C B = 9 12 3 = 2,25 .

b

tan ( C B E ) = 12 3 = 4 dus C B E 72 ° .

Opgave 7
a

P Q = 2 en B P = B Q = 4 2 + 2 2 = 20

b

cos ( B P Q ) = 1 20 , dus B P Q 77 ° . En B Q P = B P Q = 77 ° .
Dus is P B Q = 180 ° - 2 B P Q 36 ° .

Opgave 8
a

P R = 18 en Q P = Q R = 34

b

Q P R = Q R P 69 ° en P Q R 43 ° .

c

Teken eerst rechthoek D B F H met D B = H F = ( 72 ) 8,5 en D H = B F = 6 cm.
Vervolgens teken je punt Q zo, dat B Q = 1 en punt S zo, dat F S = 1 4 H F .
Nu kun je vijfhoek D B Q S H tekenen.
Deze vijfhoek heeft twee hoeken van 90 °, een hoek van 157 ° en een hoek van 117 °.

Opgave 9
a

T S = 18

b

B C en P Q lopen evenwijdig en B P = C Q .
B P = C Q = 27 , B C = 6 en P Q = 3 cm.

c

Om de figuur te kunnen tekenen is het verstandig om eerst de hoogte van het trapezium uit te rekenen. Die hoogte is 18 - 1,5 2 = 15,75 4,0 cm.
Het trapezium heeft twee hoeken van ongeveer 69 ° en twee hoeken van ongeveer 111 °.

Opgave 10
  • B C = 3 11 6 = 18 11

  • E G = 1700 en E F = 3 4 1700 .

Opgave 11
a

A E = D E = B F = C F = 50

b

A B F 65 ° en B C F 68 ° .

c

De breedte van de verdiepingsvloer is 2 5 8 = 3,2 m.
De lengte van de verdiepingsvloer is 6 + 2 2 5 3 = 8,4 m.
De oppervlakte is daarom 3,2 8,4 = 26,88 m2.

Opgave 12
a

Hiernaast zie je het bedoelde (rechthoekige) trapezium.
De zijde waar 83,2 m bij staat heeft een preciese lengte van 45 2 + 70 2 = 6925 .
De langste zijde van het trapezium is 6925 + 6,5 2 = 6967,25 83,5 m.

b

Behalve twee rechte hoeken is er een hoek van ongeveer 86 ° en een hoek van ongeveer 94 ° .

Opgave 13
a

Als h de hoogte van de boom is, dan is 6 1000 h = 2 cm.
Dus is h = 2000 6 333,3 cm. Het is daarom maar een klein boompje van ongeveer 3,33 m.

b

Als a de afstand tot het vrijheidsbeeld is geldt: 6 a 9300 = 2 . Dit betekent a = 27900 cm, dat is 279 m.

Opgave 14

( E Q ) ( A Q ) = ( E P ) ( A C ) = ( E P ) ( E Q ) = ( E F ) ( G F ) = 2 8 .
Neem A Q = x , dan is E Q = x - 8 . Dus is x - 8 x = 2 8 . Dit levert op A Q = x = 10 2 3 .

Opgave 15
a

Doen.

b

A S = 8 en S M = 5 geeft A M = 33 .
Nu is M P = M Q = 1 2 8 = 2 en Δ A M P en Δ A M Q zijn rechthoekig.
A P = A Q = 35 .

c

tan ( A P M ) = 33 2 , dus A P M 76 ° . Dit betekent dat A Q M 76 ° en P A Q 28 ° .

verder | terug