Ruimtelijke figuren > Berekeningen
123456Berekeningen

Voorbeeld 1

Hiernaast zie je een balk A B C D . E F G H van 4 bij 4 bij 6. Punt P ligt op A E zodat A P = 2 , Q ligt op het midden van A B en R ligt op het midden van C G .
Bereken exact de lengte van P Q , van Q R en van P R .

> antwoord

Je zoekt geschikte driehoeken of rechthoeken om in te rekenen. Teken waar nodig deze figuren zelf in de juiste vorm.

  • In de rechthoekige A Q P geldt: P Q = 2 2 + 2 2 = 8 = 2 2 .

  • In de rechthoekige B C R geldt: B R = 4 2 + 3 2 = 5 .
    En in de rechthoekige Q B R geldt dan: Q R = 5 2 + 2 2 = 29 .

  • In de rechthoek A C G E is A C = 32 en dus P R = 32 + 1 2 = 33 .

Opgave 4

In Voorbeeld 1 kun je zien hoe je lengtes van lijnstukken in ruimtelijke figuren berekent met behulp van de stelling van Pythagoras.
Gegeven is een balk A B C D . E F G H met A B = 4 , B C = 6 en A E = 3 .
Punt P is het midden van G H en punt Q ligt op C G zo, dat C Q = 1 .

a

Bereken de lengte van A P en A Q .

b

Onderzoek met behulp van de omgekeerde stelling van Pythagoras of Δ A Q P rechthoekig is.

verder | terug