Je ziet hier een rechte kegel met top en grondvlak een cirkel . Het lijnstuk dat het midden van het grondvlak verbindt met de top staat loodrecht op de grondcirkel.
is een punt op de grondcirkel. Gegeven is: cm en cm.
Teken een uitslag van deze kegel.
De uitslag van zo'n kegel bestaat uit de grondcirkel en de open gevouwen kegelmantel. Deze kegelmantel is een deel van een cirkel (een cirkelsector) met straal en middelpunt .
De omtrek van deze cirkel is .
De omtrek van de grondcirkel van de kegel is .
De sectorhoek van de opengevouwen kegelmantel is daarom .
In
Leg uit hoe de sectorhoek van die cirkelsector wordt berekend.
Leg vervolgens uit hoe nu de uitslag wordt getekend.
Teken zelf een uitslag van een kegel met een hoogte van cm en een grondcirkel met een straal van cm.
Teken ook een uitslag van een cilinder met een straal van cm en een hoogte van cm.
Hier zie je een scheve piramide waarvan het grondvlak een regelmatige zeshoek is en de hoogte is. Dit betekent dat loodrecht staat op alle lijnen door in het grondvlak. Je wilt van deze figuur de drie aanzichten en een uitslag tekenen. Daarvoor moet je weten hoe je een regelmatige zeshoek tekent. Daarbij maak je gebruik van het feit dat de hoekpunten van elke regelmatige veelhoek op een cirkel liggen en dat hij is opgebouwd uit evenveel gelijkbenige driehoeken als er zijden zijn.
Uit hoeveel gelijkbenige driehoeken is een regelmatige zeshoek opgebouwd? Bereken de hoeken en de lengtes van de zijden van elk van die driehoeken.
Leg uit hoe je nu een regelmatige zeshoek tekent.
Teken de drie aanzichten van de gegeven piramide.
Bereken de lengtes van de ribben van deze piramide.
Teken een uitslag van deze piramide.