Je ziet hier een serie evenwijdige doorsneden van twee verschillende voorwerpen. De
doorsneden zijn allemaal gemaakt evenwijdig aan het grondvlak, te beginnen met het
grondvlak zelf en steeds cm hoger.
Teken beide voorwerpen.
Beredeneer eerst hoe beide voorwerpen er uit zien:
De bovenste serie bestaat uit zeven doorsneden, die gelijkmatig kleiner worden, de laatste doorsnede is een punt. Hier gaat het kennelijk om een piramide met als grondvlak een vierkant van cm bij cm en een hoogte van cm. De top ligt recht boven het midden van het grondvlak. Zo'n piramide kun je gemakkelijk tekenen.
De onderste serie bestaat uit acht doorsneden met als laatste een punt. De eerste drie worden minder snel kleiner dan de volgende vijf. Het gaat daarom om een knikpiramide, waarvan het onderste deel (tot een hoogte van cm) steiler is dan de rest (van cm tot cm). Misschien teken je liever eerst een vooraanzicht? Opnieuw zit de top van de piramide recht boven het midden van het grondvlak. Nu kun je hem vast wel tekenen.
Als je een serie horizontale of verticale doorsneden die op vaste afstand van elkaar
zijn gemaakt, kun je meestal de figuur die is doorsneden wel herkennen.
In de
Teken een serie van vijf doorsneden van een vlak evenwijdig aan . De middelste doorsnede bevat , de hoogte van de piramide.
Bekijk nu de series doorsneden in