Oppervlakte en inhoud > Oppervlakte vlakke figuren
12345Oppervlakte vlakke figuren

Verkennen

Opgave 1

De oppervlakte van een figuur vind je door hem te verdelen in rechthoeken en halve rechthoeken, dat geldt zelfs (als benadering) voor een cirkel. Van een rechthoek weet je de oppervlakte: o p p ( rechthoek ) = lengte breedte . Leid nu zelf een formule af voor de oppervlakte van

a

een willekeurige driehoek;

b

een gelijkzijdige driehoek;

c

een willekeurig parallellogram;

d

een willekeurig trapezium, dat is een vierhoek waarvan twee overstaande zijden evenwijdig zijn;

e

een cirkel (uitgaande van de omtrekformule o m t r e k ( cirkel ) = 2 π r waarin r de straal van de cirkel is).

verder | terug