Oppervlakte en inhoud > Schaalvergroting
12345Schaalvergroting

Antwoorden van de opgaven

Opgave 1
a

En?

b

Dat zie je verder in de Uitleg .

Opgave 2
a

2 2 = 4 keer

b

2 3 = 8 keer

Opgave 3
a

2 3 keer.

b

( 2 3 ) 2 = 4 3 keer.

Opgave 4
a

2 keer.

b

( 2 ) 3 = 8 keer.

Opgave 5
a

22 6,5 3,38

b

3,38 2 11,46

c

3,38 2 38,77

Opgave 6
a

1 18

b

1 18 40 2,2 cm.

c

18 2 = 324 keer zo groot.

d

18 3 0,35 = 2041,2 liter.

Opgave 7
a

De inhoudsvergrotingsfactor is 1,5 0,375 = 4 , dus de lengtevergrotingsfactor is 4 3 = 1,587 ... .
De Magnum is ongeveer 1,6 keer zo hoog.

b

De inhoudsvergrotingsfactor is 1,5 0,75 = 2 , dus de lengtevergrotingsfactor is 2 3 = 1,259 ... .
De oppervlaktevergrotingsfactor is 1,587 ... . De oppervlakte is daarom ongeveer 1,6 keer zo groot.

c

De inhoudsvergrotingsfactor is 18 0,75 = 24 , dus de lengtevergrotingsfactor is 24 3 = 2,884 ... .
De hoogte van een Melchior champagne is ongeveer 103,8 cm.

Opgave 8

Als het glas half vol is, is het volume van de kegel die de vloeistof voorstelt half zo groot als het volume van de kegel die de binnenkant van het glas voorstelt. Bij een inhoudsvergrotingsfactor van 0,5 past een lengtevergrotingsfactor van 0,5 3 0,79 .
De hoogte van de vloeistofspiegel is daarom ongeveer 0,79 10 = 7,9 cm en de vloeistofspiegel staat 2,1 cm onder de bovenrand.

Opgave 9

De lengtevergrotingsfactor is 20, de oppervlaktevergrotingsfactor dus 20 2 = 400 en de inhoudsvergrotingsfactor 20 3 = 8000 .
De oppervlakte van het beeld wordt 1400 400 = 560000 cm2 en dat is 56 m2.
De inhoud van het beeld wordt 3000 8000 = 24000000 cm3 en dat is 24 m3.

Opgave 10
a

5 3 1,71 keer.

b

Als het metaal even dik blijft gaat het om de oppervlaktevergroting en die is ( 5 3 ) 2 2,92 .
Als het metaal in dezelfde verhouding dikker wordt gaat het om de inhoudsvergroting en die is 5.

Opgave 11
a

1 10 van jouw lengte.

b

1 1000 van jouw gewicht.

c

1 100 keer.

d

De energiebehoefte van de mens varieert sterk van persoon tot persoon. Verder is er verschil tussen mannen en vrouwen. Stel dat je gemiddeld ongeveer 500 gram per dag eet en 80 kg weegt, dan eet je 0,625% van je lichaamsgewicht per dag.
Een Lilliputter moet dan ongeveer 1 100 5 = 5 gram per dag eten.

e

Zie vorige antwoord. De Lilliputter weegt 1 1000 80 = 0,08 kg, dus 80 gram. Hij moet 6,25% van zijn lichaamsgewicht per dag eten, dus naar verhouding 10 keer zoveel!

f

Omdat dit recht evenredig is met de oppervlakte van het lichaam en de oppervlaktevergrotingsfactor is l 2 .

g

De voedselbehoefte is recht evenredig met l 2 en het lichaamsgewicht met l 3 , dus de voedselbehoefte per kg is recht evenredig met l 2

Opgave 12

De kegel die boven de kubus uitsteekt heeft een inhoud van 1 4 deel van de hele kegel.
De lengtevergrotingsfactor van de hoogte van de kegel die boven de kubus uitsteekt t.o.v. de de hoogte h van hele kegel is dus 0,25 3 0,63 .
Omdat de kubus ribben van 6 cm heeft is 0,37 h = 6 en dus h 16,2 cm.

Opgave 13
a

Hij is ongeveer 2 keer zo breed, maar wel 4 keer zo hoog.

b

8 keer zo groot dan dan van nummer I.

c

Inhoudsvergrotingsfactor 2 geeft lengtevergrotingsfactor 2 3 1,26 , dus hij is ongeveer 1,26 keer zo hoog.

Opgave 14

1:2.000.000

Opgave 15

Inhoudsvergrotingsfactor 51,84 0,24 = 216 geeft lengtevergrotingsfactor 216 3 = 6 en dus oppervlaktevergrotingsfactor 6 2 = 36 . De huidoppervlakte van de Boa is 483 36 = 17388 cm2.

Opgave 16

0,5 3 8 6,35 cm.

verder | terug