Exponentiële functies > Exponentiële functies
123456Exponentiële functies

Voorbeeld 3

Bekijk de applet

Een exponentiële functie heeft de vorm f ( x ) = b g x .
De grafiek gaat door de punten A ( -2 , 6 ) en B ( 4 , 1 ) .
Stel het bijpassende functievoorschrift op.

> antwoord

Er zijn algebraïsche methoden om dit te doen:

  • Eerst de groeifactor bepalen: als x van -2 naar 4 gaat wordt f ( x ) vermenigvuldigd met 1 6 .
    Voor het grondtal g geldt daarom g 6 = 1 6 en dus g = ( 1 6 ) 1 6 0,74 .
    Omdat f ( 4 ) = 1 is b 3,30 .
    Conclusie: f ( x ) 3,30 0,74 x .

  • Uit f ( 4 ) = 1 volgt: b g 4 = 1 .
    Uit f ( -2 ) = 6 volgt: b g -2 = 6 .
    De onderste vergelijking geeft: b = 6 g -2 = 6 g 2 .
    En dus: 6 g 2 g 4 = 1 .
    Hiermee bereken je g en dan ga je verder zoals bij de eerste methode.

Opgave 6

In Voorbeeld 3 wordt uitgelegd hoe je het functievoorschrift opstelt van een exponentiële functie als twee punten van de grafiek zijn gegeven.

Stel het voorschrift op van de exponentiële functie f waarvan de grafiek gaat door ( 10 , 200 ) en ( 14 , 350 ) .

verder | terug