Thomas Robert Malthus (1766 – 1834) was een Brits geestelijke die zich veel bezighield met demografische en economische
vraagstukken. In 1798 publiceerde hij "An Essay on the Principle of Population", waarin
hij aannam dat de totale bevolking exponentieel groeit, terwijl de middelen van bestaan
lineair toenemen. Dit leidt tot de beschikbaarheid van steeds minder grond (voedsel/energie)
per mens en dus een daling in welvaart, de "Malthusiaanse catastrofe".
Op grond hiervan meende hij dat de totale bevolking een maximale omvang zou hebben,
het "Malthusiaans plafond". Hij veronderstelde dat de mensheid deze maximale omvang
binnen afzienbare tijd zou bereiken en dat alleen middels hongersnood, epidemieën
en oorlogen het aantal mensen binnen de grenzen van het Malthusiaans plafond zou kunnen
blijven. Malthus geldt als één der eerste economen.
In de tweede helft van de negentiende eeuw werd deze opinie fel bestreden, onder andere
door Karl Marx en Friedrich Engels die in Malthus' catastrofe slechts een gevolg was
van de kapitalistische samenleving zagen. Ook economen als John Maynard Smith en Ronald
Fisher trokken Malthus' pessimistische kijk in twijfel.
In de twintigste eeuw heeft niets van een Malthusiaanse catastrophe plaatsgevonden.
Wel verscheen in 1972 het "De grenzen aan de groei". Dit is een geschrift van de Club van Rome die als doelstelling heeft de wereld bekend te maken met problemen als bevolkingsgroei,
voedselproductie, industrialisatie, uitputting natuurlijke hulpbronnen, vervuiling.
Ook zij maakten veel gebruik van exponentiële groeimodellen.