Een kwadraat is (de oppervlakte van) een vierkant, in de Oudheid werden kwadraten
altijd door vierkanten voorgesteld. En (vierkants)wortels zijn de lengten van de zijden
van een vierkant.
Heel lang kon daar alleen meetkundig mee worden gemanipuleerd, want in de Oudheid
waren de enige getallen , , , ... en de verhoudingen van die getallen (breuken dus).
En daarmee was bijvoorbeeld geen getal, kon alleen worden benaderd met getallen.
Hetzelfde gold voor kubussen (derde machten zouden wij zeggen) en kubische wortels
(derdemachts wortels). Maar heel af en toe waren dat getallen, meestal niet.
Toch werd met dergelijke machten gewerkt, maar steeds als vierkant of kubus. Ook gewone
getallen (meetbare getallen) waren eigenlijk concrete lengtes net als wortels en π
(onmeetbare getallen). Tot ruim voorbij de Middeleeuwen werd op die manier over getallen
gedacht.
Vergelijkingen werden geformuleerd in termen van "een vierkant en een lengte zijn samen , hoe groot is die lengte?".
Nu noteer je dat als en dan wil je weten hoe groot is.
Na de Griekse wiskundige Diophantos hielden vooral geleerden uit het grote Islamietische Rijk dat van 622 tot 1450 het
Midden-Oosten domineerde zich met het oplossen van kwadratische vergelijkingen bezig.
De wiskundige Al-Khwarizmi bedacht de abc-formule, hoewel hij totaal andere notaties gebruikte.
Pas veel later ontstonden in West-Europa de moderne notaties zoals de gewoonte om letters te gebruiken voor variabelen en het wortelteken. Ook werd het getalbegrip verruimt, zodat alle wortels als getallen werden opgevat.