`X` is het aantal punten dat je bij boogschieten bij elk schot kunt behalen. Voor speler `A` zie je hier een kansverdeling voor `X` :
`x` | 0 | 1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | 7 | 8 | 9 | 10 |
`text(P)(X=x)` | 0,02 | 0,02 | 0,04 | 0,10 | 0,09 | 0,11 | 0,12 | 0,12 | 0,15 | 0,15 | 0,08 |
Bereken bij deze kansverdeling de verwachting en de standaarddeviatie.
In de volgende figuur zie je de uitwerking.
Je kunt Excel deze berekeningen ook rechtstreeks vanuit de kolommen
`x`
en
`text(P)(X=x)`
laten doen. Hoe dit gaat vind je in het
In
Voor boogschutter
`B`
is stochast
`Y`
het aantal punten dat hij bij elk schot behaalt.
`y` | 0 | 1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | 7 | 8 | 9 | 10 |
`text(P)(Y=y)` | 0,01 | 0,02 | 0,03 | 0,03 | 0,04 | 0,06 | 0,05 | 0,11 | 0,20 | 0,21 | 0,24 |
Bereken zijn verwachtingswaarde.
Bereken de standaarddeviatie van `Y` .
Vergelijk de twee frequentieverdelingen van de spelers `A` en `B` . Welke van beide is de betere schutter? En hoe zie je dat aan de verwachtingswaarden en de standaarddeviaties?