Discrete kansmodellen > Binomiale stochasten
123456Binomiale stochasten

Uitleg

Kleurenblindheid komt voor bij `8` % van de westerse mannen.
Of iemand kleurenblind is kun je niet aan zijn uiterlijk zien, dus iedere westerse man die je tegenkomt (en verder niet kent) heeft voor jou een kans van 0,08 om kleurenblind te zijn. Vraag je een willekeurige westerse man of hij kleurenblind is of niet, dan doe je een kansexperiment met precies twee uitkomsten: 0 als hij niet kleurenblind is en 1 als dit wel het geval is.
Zo'n kansexperiment heet een Bernoulli-experiment naar de Zwitserse wiskundige Jakob Bernoulli (1654 - 1705).
De bijbehorende kansverdeling is:

`x` 0 1
`text(P)(X=x)` 0,92 0,08

Vraag je `10` westerse mannen naar kleurenblindheid dan voer je het Bernoulli-experiment `10` keer uit: je herhaalt `10` keer hetzelfde experiment. De bijbehorende stochast is `K=10X` en de kans dat er `2` kleurenblinden bij zijn is:

`text(P)(K=2)=0,08^2·0,92^8·((10),(2))`

waarin `((10),(2))` het aantal mogelijke combinaties van `2` uit `10` voorstelt.
Dit getal is het aantal mogelijke takken in de bijbehorende kansboom van `10` lagen met `2` kleurenblinden en `8` niet-kleurenblinden.

`X` is de stochast die hoort bij de kleurenblindheid van één westerse man.

Vraag je `10` westerse mannen naar kleurenblindheid is de bijbehorende stochast `K=10X` . Je kunt er een kansverdeling bij maken:

  • `text(P)(K=0)=0,08^0·0,92^10·((10),(0))`

  • `text(P)(K=1)=0,08^1·0,92^9·((10),(1))`

  • `text(P)(K=2)=0,08^2·0,92^8·((10),(2))`

  • ...

  • `text(P)(K=10)=0,08^(10)·0,92^0·((10),(10))`

Bij deze kansverdeling kun je eenvoudig de verwachting en de standaarddeviatie berekenen, bijvoorbeeld zo:
`text(E)(K)=text(E)(10X)=10text(E)(X)=10·0,08=0,8`
en
`σ(K)=σ(10X)=sqrt(10) * σ(X) ~~ sqrt(10) * 0,27 ~~ 0,86` .

Opgave 2

Bekijk de stochast `X` in de uitleg.

a

Laat zien, dat `text(E)(X)=0,08` en `σ(X)≈0,86` .

b

Nu is `K=10X` . Leg uit waarom `K` de som van `10` onafhankelijke Bernoulli-experimenten is.

c

Bereken `text(P)(K=4)` .

Opgave 3

Je werpt met twee dobbelstenen en bepaalt na de worp de som van het aantal bovenliggende ogen. De stochast `X` geeft aan of het aantal ogen zeven is of niet:

  • `X=0` betekent dat je geen zeven ogen gooit;

  • `X=1` betekent dat je zeven ogen gooit.

a

Stel een kansverdeling van `X` op.

b

Bereken de verwachtingswaarde en de standaarddeviatie van `X` .

Je gooit nu twaalf keer met twee dobbelstenen. Je let op het aantal keer `A` dat je zeven ogen gooit.

c

Hoe groot is de kans dat je drie keer zeven ogen gooit, dus hoe groot is `text(P)(A=3)` ?

d

Bereken de verwachtingswaarde en de standaarddeviatie van `A` .

verder | terug