`text(P)(M = 3) = 10/30 * 9/29 * 8/28 * 20/27 * 19/26 * ((5),(3))` en `text(P)(M = 3) = 10/30 * 9/29 * 8/28 * 7/27 * 20/26 * ((5),(4))` .
Gebruik de GR.
Omdat er geen sprake is van trekking met teruglegging.
Hier zie je de kansverdeling van `M` :
`m` | `0` | `1` | `2` | `3` | `4` | `5` |
`text(P)(M=m)` | `0,1317` | `0,3292` | `0,3292` | `0,1646` | `0,0412` | `0,0041` |
Zie de kansverdeling hierboven. Er is op vier decimalen nauwkeurig geen verschil met de binomiaal benaderde kansen.
`text(E)(M) = 1 2/3` en `sigma(M) ~~ 1,054` .
Zie a en de uitleg.
Bij een steekproef gaat het altijd om trekking zonder terugleggen en bij zo'n kleine populatie veranderen de kansen behoorlijk als er telkens eentje minder is.
Doen.
Doen.
`text(P)(M >= 3) = text(P)(M = 3) + text(P)(M = 4) ~~ 0,3633 + 0,1022 = 0,4655`
Bij een steekproef gaat het altijd om trekking zonder terugleggen en bij zo'n kleine populatie veranderen de kansen behoorlijk als er telkens eentje minder is.
Doen.
Doen.
`text(P)(M >= 3) = text(P)(M = 3) + text(P)(M = 4) ~~ 0,3633 + 0,1022 = 0,4655` .
Het hypergeometrische kansmodel, want de steekproef wordt uit een kleine populatie getrokken.
`5/12 * 4/11 * 7/10 * 6/9 * ((4),(2)) ~~ 0,4242`
`~~ 0,4061`
`~~ 0,2545`
`1 2/3`
Hier zie je de kansverdeling van `X` , dus van het aantal benodigde trekkingen:
`x` | `1` | `2` | `3` | `4` |
`text(P)(X=x)` | `0,4` | `0,3` | `0,2` | `0,1` |
`text(E)(X) = 2` en `text(Var)(M) = 1` .
`103500/450000 * 103499/44999 * ... * 346500/449986 * 346499/449885 * ... * ((50),(15))`
Omdat `103500/450000 ~~ 103499/44999` , etc.
`text(P)(M = 15 | n = 50 text( en ) p = 0,23) ~~ 0,0639`
`text(P)(R le 15 | n = 20 text( en ) p = 0,9) ~~ 0,0432`
Trekking zonder terugleggen.
`~~ 0,0326`
`~~ 0,0331` . Het verschil is klein, namelijk `~~ 0,0005` .
Binomiaal benaderen: `text(P)(x le 3 | n = 8 text( en ) p = 0,1) ~~ 0,995` .
De verwachting is `40` % van `4` , dus `1,6` .
`~~ 0,1387`
`~~ 0,1536` en dat is een afwijking van `~~ 0,0149` .
`~~ 0,1512`
`~~ 0,1536` , dus nu is het verschil veel kleiner omdat de populatie veel groter is dan de steekproef.
`~~ 0,4196`
`~~ 0,1095`
`~~ 0,0091`
`text(P)(X le 2 | n = 20 text( en ) p = 0,2) ~~ 0,2061` .
Je moet een `a` bepalen zodat: `text(P)(X le 1 | n = a text( en ) p = 0,2) < 0,1250` . Voor elke `a` groter dan of gelijk aan `17` wordt hieraan voldaan.
Stochast `X` geeft het aantal flessen met een gebrek in de steekproef. Hierbij hoort: `p = 0,05` . De partij wordt goed gekeurd als `X le 1` . De gevraagde kans is: `text(P)(X le 1 | n = 20 text( en ) p = 0,05) ~~ 0,7358` .
`text(P)(X le 1 | n = 20 text( en ) p = 0,20) ~~ 0,0692`
`text(P)(X > 1 | n = 20 text( en ) p = 0,10) ~~ 0,6083`
`text(P)(X le x | n = 100 text( en ) p = 0,35) = 0,15` . Tabel op je GR: `29` of minder.
`text(P)(X le 3 | n = a text( en ) p = 1//6) = 0,75` . Tabel op je GR: `a = 15` .
Hier zie je de kansverdeling van `V` :
`v` | `2` | `4` | `6` | `8` | `10` |
`text(P)(V=v)` | `0,20` | `0,32` | `0,24` | `0,16` | `0,08` |
Maak een kanshistogram op je GR.
`text(E)(V) = 3,2` en `sigma(V) = 2,4` .
Hypergeometrisch kansmodel:
`~~ 0,1032`
.
Binomiaal kansmodel:
`~~ 0,1875`
.
De hypergeometrische kans. Het verschil zit in het trekken met of zonder terugleggen.
`~~ 0,0086`
`~~ 0,3720`
Aantal getallen kleiner dan `15` is `14` ; aantal groter dan of gelijk aan `15` is `27` . Je vindt: `~~ 0,0007` .
`6/41 * 5/40 * 4/39 * 3/38 * 2/37 * 1/36 ~~ 0,000000224` .