Discrete kansmodellen > Niet binomiaal
123456Niet binomiaal

Voorbeeld 3

Je hebt gelezen dat op dit moment `23` % van alle Nederlandse meisjes van `12` t/m `18` jaar rookt. Je weet dat deze groep meisjes uit ongeveer `450` .000 personen bestaat. Je vraagt `50` jou onbekende Nederlandse meisjes uit die leeftijdscategorie of ze roken.
Hoe groot is de kans dat minstens `15` daarvan dit doen?

> antwoord

Hier is sprake van een steekproef uit een veel grotere populatie. Hoewel in feite sprake is van een hypergeometrische stochast, kun je het aantal rokende meisjes `M` in de steekproef opvatten als binomiale stochast.

De gevraagde kans is daarom `text(P)(M≥15)=1-text(P)(X≤14)≈0,1565` .

Opgave 8

In Voorbeeld 3 gaat het om het berekenen van kansen dat een bepaald aantal meisjes in een steekproef van `50` uit een populatie van `450000` meisjes rookt.

a

Hoe moet je `text(P)(M=15)` eigenlijk berekenen?

b

Waarom kun je in dit geval heel goed met een binomiaal kansmodel werken?

c

Bereken `text(P)(M=15)` .

Opgave 9

Van alle leerlingen uit het basisonderwijs is bekend dat `90` % rechtshandig is. Hoe groot is de kans dat je in een willekeurig gekozen groep van `20` kinderen minder dan `16` rechtshandigen aantreft

Opgave 10

Een partij van `1000` blikken met groente heeft lange tijd in een magazijn gelegen. Je mag aannemen dat van `10` % van de blikken de uiterste verkoopdatum verstreken is. Je kiest aselect `8` blikken uit de partij en controleert de verkoopdatum. Je vraagt je af hoe groot de kans is dat je in die steekproef wel drie blikken aantreft die te oud zijn.

a

Is dit een trekking met of zonder terugleggen?

b

Hoe groot is de genoemde kans?

c

Bereken deze kans ook met het binomiale kansmodel. Hoe groot is het verschil tussen beide berekeningen?

d

Bereken in drie decimalen nauwkeurig de kans dat je maximaal `3` blikken gekozen hebt waarvan de uiterste verkoopdatum verstreken is.

verder | terug