Hypothese toetsen > Het begrip toets
12345Het begrip toets

Antwoorden van de opgaven

Opgave
a

b

c

d

Opgave 1
a

`text(P)(X = 50 | n = 100 text( en ) p = 0,5) ~~ 0,0796` .

b

`~~ 0,9204`

c

De tweede natuurlijk, de kans dat er precies `50` meisjes zijn is heel klein. Maar het is wel de grootste kans zijn die in de kansverdeling van `X` voorkomt

Opgave 2
a

GR: Y1=binompdf(100,0.5,X) en dan de tabel bekijken rond `X=50` .

b

De kans daarop is nog maar `0,0108` .

c

Bij `61` .

d

Tja... (dat hangt sterk af van je eigen voorkeur).

Opgave 3
a

Dat is de kans waar in het algemeen van wordt uitgegaan

b

Dit zijn kansen van de vorm `text(P)(X > g | n = 100 text( en ) p = 0,5)` waarbij `g` loopt van `50` t/m `58` .
GR: Y1=1-binomcdf(100,0.5,X) en dan de tabel bekijken vanaf `X=50` .

c

Dit zijn kansen van de vorm `text(P)(X < = g | n = 100 text( en ) p = 0,6)` waarbij `g` loopt van `51` t/m `59` .
GR: Y2=binomcdf(100,0.6,X) en dan de tabel bekijken vanaf `X=50` .

d

Bij `g = 55` .

e

Bij aantallen meisjes t/m `55` .

Opgave 4
a

Als `X` groter is dan een bepaalde waarde `g` (die je nog zoekt) dan zit er zoveel meer dan `50` % meisjes in de steekproef dat je `text(H)_0` verwerptterwijl je bij deze kans juist van `p = 0,5` uitgaat. Het is een fout van de eerste soort.

b

Als `X` kleiner of gelijk is dan een bepaalde waarde `g` (die je nog zoekt) dan zit er zoveel minder dan `60` % meisjes in de steekproef dat je `text(H)_1` verwerpt terwijl je bij deze kans juist van `p = 0,6` uitgaat. Het is een fout van de tweede soort.

c

Dat getal ligt precies op de grens. Het kritieke gebied is `X > 55` en dat begint dus bij `56` . Je mag `text(H)_0` nog niet verwerpen

Opgave 5
a

Je kunt nu bij `text(H)_1` geen kansverdeling maken, want je weet `p` niet nauwkeuriger dan `p > 0,5` .
Je kunt daarom niet kijken bij welke `g` de kansen samen zo klein mogelijk zijn.

b

`text(P)(X > 55 | n = 100 text( en ) p = 0,5) ~~ 0,1356` .

c

Dit zijn kansen van de vorm `text(P)(X > g | n = 100 text( en ) p = 0,5)` waarbij `g` loopt van 50 t/m 58.
GR: Y1=1-binomcdf(100,0.5,X) en dan de tabel bekijken vanaf `X=55` .

d

Bij `g = 58` en het kritieke gebied is dan `X > 58` , dus `59` , `60` , `61` , ..

e

Bij `g = 62` en het kritieke gebied is dan `X > 62` , dus `63` , `64` , `65` , ..

Opgave 6
a

`text(P)(V < 1500 | mu = 1530 text( en ) sigma = 18) ~~ 0,0478` en dat is minder dat `5` %.

b

Als hij te weinig cola in zijn `1,5` literflessen stopt krijgt hij een slechte naam en te doen met consumentenorganisaties.
Als hij er teveel cola in doet worden zijn kosten hoger.

c

Doen, het is een fout van de eerste soort

d

Hij moet de beide grenzen van het kritieke gebied verder van zijn gemiddelde van `1520` mL af kiezen

Opgave 7
a

Er blijft altijd een (mogelijk hele kleine) kans op een bepaalde toevallige uitschieter.

b

Het is de kans dat je (gezien vanuit het centrum van de kansverdeling) bepaalde grenzen overschrijdt.

verder | terug