Modelleren > Modelleren
12345Modelleren

Antwoorden van de opgaven

Opgave 1

In de uitleg wordt dit probleem besproken.

Opgave 2
a

Het is natuurlijk het mooist als je helemaal zelf een oplossing verzint. Even goed is het nuttig om te bekijken hoe het proces van het vinden van de oplossing door de volgende vragen kan worden ondersteund.

b

Omdat de aarde een bolvorm heeft. Zie figuur.

c

Zie figuur bij a. Je neemt aan dat de aarde een zuivere bolvorm heeft en dat er geen obstakels zijn.

d

Eigen antwoord. Zie figuur.

e

Deze driehoek is rechthoekig bij `R` . Want een raaklijn aan een cirkel staat loodrecht op de straal naar het raakpunt.

f

Van `MR` en van `MQ` . Beide lijnstukken hebben een lengte van `40000/(2pi) ~~ 6366,198` km.

g

Zie volgende opgaven.

Opgave 3
a

`a = sqrt((6366,198+0,050)^2 - 6366,198^2) ~~ 25,231` km.

b

Kies daarvoor een variabele: `PQ = h` , neem `h` in km.

c

Je vindt: `a = sqrt((6366,198+h)^2 - 6366,198^2)` met `a` en `h` in km.
Of:
Je vindt: `a = sqrt((6366198+h)^2 - 6366198^2)` met `a` en `h` in m.

d

Haakjes uitwerken geeft: `a = sqrt(h^2 + 12732396h)` . Omdat `h` een getal zal zijn dat kleiner is dan zeg `200` m, is `h^2` te verwaarlozen. Dus `a ~~ sqrt(h^2 + 12732396h) ~~ 3568sqrt(h)` .

Opgave 4
a

`a` is nu een deel van de omtrek van de aarde. De hoek `QMR` bepaalt de grootte ervan. Voor die hoek geldt `sin(/_QMR) = (6866198)/(sqrt(6866198^2 + h^2))` .

b

Je kunt nu bij een bepaalde waarde van `h` de grootte van `/_QMR = alpha` berekenen. Dan is `a = (alpha)/360 * 40000000 ~~ 111111 * alpha` m.

c

Eigen antwoord.

Opgave 5
a

Gelukt? Zo nee, ga verder met de rest van de opgave. Zo ja, bekijk even hoe het in deze en de volgende opgaven wordt aangepakt.

b

De te zwemmen afstand is dan `sqrt(400^2 + 200^2) ~~ 447` m.
Er wordt gezwommen met `1,5` m/s, dus dit kost `298` seconden.

c

Lopen gaat veel sneller dan zwemmen.

d

Lopen kost `400/5 = 20` s en zwemmen `200/(1,5) ~~ 133` s. Samen is dat ongeveer `153` s.

e

Maak een tabel met waarden voor `AP` en de bijbehorende tijdsduur, bijvoorbeeld in Excel.

f

Die tijdsduur is `T(x) = x/5 + (sqrt((400-x)^2 + 200^2))/(1,5)` .

g

Bereken met je GR bij welke `x` de tijdsduur minimaal is.

h

Kies meer variabelen en maak een compleet rekenmodel in Excel waarin je de afstanden, de snelheden, allemaal kunt aanpassen.

Opgave 6
a

Aannames:

  • de waterlijn is recht en je kunt meteen zwemmen als je in het water komt;

  • de zwemmer (punt `Z` ) is `200` m uit de kust loodrecht gerekend vanaf een punt `B` dat `400` m van je (punt `A` ) af is;

  • je loopt met bijvoorbeeld `18` km/uur en zwemt met `5,4` km/uur.

b

Eerst de tijdsduur bij alleen zwemmen.
Daarna de tijdsduur bij de volle `400` m lopen en dan `200` m zwemmen.

c

In de opgave is `AP = x` gekozen, je kon bijvoorbeeld ook `PB = x` kiezen, beide in m. Verder is `T` de tijdsduur in s.
Maar je kunt ook nog meer variabelen invoeren: voor de loopsnelheid `v_L` , de zwemsnelheid `v_Z` en voor de afstanden `AB = a` , `BZ = b` .

d

Een formule voor `T(x)` . Maar je kunt ook `T` laten afhangen van `a` , `b` , `v_L` en `v_Z` .

e

Eigen antwoord.

f

Doen.

Opgave 7
a

Aannames:

  • de windkracht is een variabele die voor de hele luchtstroom langs de wieken dezelfde waarde heeft;

  • voor het vermogen geldt `P = c * m * v^2` , een natuurkundige formule;

  • de luchtdichtheid is een constante.

b

`1/4 pi D^2` is de oppervlakte van een cirkel met een straal van `r = 1/2D` .
`P = c * m * v^2 = c * 3600 * 1/4 pi D^2 * v * rho * v^2 = C * v^3 * D^2`

c

Modelcyclus:

  • Probleemstelling: de keuze van de variabelen `D` , `v` en `P` ; de hoogte van de molen speelt geen rol.

  • Modelleren: bekende natuurkundige formule gebruiken `P = c * m * v^2` en `m` is te berekenen door te berekenen hoeveel lucht per seconden door een cilinder met hoogte `v` gaat met de eerder genoemde aannames.

  • Rekenen (met variabelen): de formule `P = C * v^3 * D^2` maken door formules te combineren.

  • Terugkoppelen: een test verzinnen om je model te controleren.

d

Het vermogen meten bij bepaalde waarden van de windsnelheid en rotordiameter.

Opgave 8
a

Eigen antwoord.

b

Eigen antwoord. Denk aan de stelling van Pythagoras.

c

`P/(h^2) le 320` en `4 * (P/(h^2 + (0,5a)^2 + (0,5b)^2)) ge 10` .

d

Eigen antwoord. Bedenk dat `2 * 1/a` het aantal palen per meter weg is.

e

Eigen antwoord.

Opgave 9
a

Zie figuur.
Aannames zijn bijvoorbeeld dat de zeebodem vlak is en keurig met de ronding van de aarde meeloopt, dat de tunnel kaarsrecht kan zijn (in werkelijkheid moet je eerst schuin de grond in), dat begin en eindpunt in beide situaties dezelfde kunnen zijn, etc.

b

De omtrek van de aarde is `40000` km.
De halve lengte van de rechte kabel bereken je in een rechthoekige driehoek met een hoek van `150/40000 * 360` ° en een hypothenusa van `40000/(2pi)` km. Die halve lengte is dus `40000/(2pi) * sin(1,35^o) ~~ 149,986` km.

c

De rechte kabel is dus nauwelijks korter dan de kabel over de zeebodem, het scheelt ongeveer `28` m. De aanleg daarvan zal wel veel duurder zijn, dus dit is niet verstandig om te doen.
Omdat de aannames de zaak waarschijnlijk te rooskleurig voorstellen, zul je zelfs een langere kabel nodig zijn. En dat is het verschil wellicht nog kleiner. Hoewel dat niet zeker is, want ook de kabel over de zeebodem zal toch niet een mooie cirkelboog hebben...

Opgave 10
a

Aannames (bijvoorbeeld):
Je gebruikt (gemiddeld) steeds hetzelfde aantal liters per `100` km. Je doet aannames betreffende de literprijs van benzine, diesel en het verbruik per `100` km. De startwaarden kunnen bijvoorbeeld zijn € 1,30 per liter voor benzine met een verbruik van `10` L per `100` km, € 0,98 per liter voor diesel met een verbruik van `8` L per `100` km. Het prijsverschil is: de dieselauto is € 1500,00 per jaar duurder (hogere wegenbelasting, hoger jaarlijkse afschrijving omdat een dieselauto duurder is). Deze aannames hangen sterk af van de actuele situatie. Bekijk bijvoorbeeld de webpagina www.esset.nl/brandstof.htm.
Variabelen zijn het aantal gereden km per jaar en de kosten per jaar.

Model (passend bij bovenstaande aannames):
`x` is het aantal gereden km per jaar en `a` zijn de vaste kosten per jaar van de benzineauto.
Benzineauto: kosten per jaar `KB = 0,1 * 1,30 * x + a` .
Dieselauto: kosten per jaar `KD = 0,08 * 0,98 * x + a + 1500` .
De kosten zijn gelijk als `0,1 * 1,30 * x + a = 0,08 * 0,98 * x + a + 1500` .

b

Bij het rekenmodel uit a hoort als oplossing: `x ~~ 14167` km per jaar.

c

Eigen antwoord.

Opgave 11

Stap 1:
Je beweegt als gevolg van de draaiing van de aarde, ook als je stilstaat op het aardoppervlak. (Trouwens ook als gevolg van de beweging van de aarde om de zon, de zon om het centrum van het sterrenstelsel en het sterrenstelsel t.o.v. ???)
Waar je op aarde zit bepaalt de snelheid, op de Noordpool is die snelheid `0` . Je hebt dus de breedtegraad van Amsterdam nodig. De breedtegraad kan een variabele zijn. Er is dan een verband tussen de plek op aarde, de breedtegraad en de snelheid waarmee je beweegt.

Stap 2:
Aannames zijn bijvoorbeeld dat de aarde zuiver rond is en de aardas (Noordpool naar Zuidpool) een middellijn van een bol is. De omtrek van de aarde is `40.000` km.

Stap 3:
Je kunt dan aantonen dat je elke dag ( `24` uur) een cirkel aflegt met een straal van ( `40000/(2pi)) * cos(alpha)` km waarin `alpha` de breedtegraad is van de plek waar je staat. Teken daartoe een dwarsdoorsnede van de aarde (een cirkel) en geef er de breedtegraad (de draaihoek vanaf het vlak door de evenaar) in. Voor Amsterdam ( `52,3634` graden) betekent dit een straal van ongeveer `3887,526` km en daarom een afstand van `24426,046` km per `24` uur, dat is ongeveer `1017` km/uur. In het algemeen is de snelheid waarmee je beweegt: `(40000/(2pi)) * cos(alpha) * (2pi)/24 ~~ 1667 cos(alpha)` km/uur.

Stap 4: Het controleren hiervan is natuurlijk niet eenvoudig. Maar je zou kunnen kijken naar de zon (die in dit model in feite stilstaat). In een uur tijd lijkt de zon een zekere afstand langs de hemel af te leggen als gevolg van de draaiing van de aarde (als je het bewegen van de aarde om de zon even verwaarloost). Door die afgelegde afstand te meten en de (gemiddelde) afstand van de aarde tot de zon te gebruiken zou je de draaisnelheid van de aarde op jouw plek moeten kunnen benaderen.

Opgave 12

Stap 1:
Afstanden worden geschaald, de tijd echter niet.

Stap 2:
Doe eerst een aanname v.w.b. de schaal, probeer hem door meten in de foto te schatten, of zoek op wat HO-spoor voor schaal heeft. De schaal van het treintje is ongeveer `1:87` .

Stap 3:
Een snelheid van `60` km/uur betekent dat een echte trein in een uur `60` km aflegt. Het model moet dan in een uur `60/87 ~~ 0,69` kilometer afleggen. Dat is ongeveer `0,69` km/uur.

Stap 4:
Probeer te meten hoe snel een trein van een modelspoorbaan beweegt. En vraag je af of je die beweging natuurlijk lijkt.

Opgave 13
a

t = A K v s + K B v z

b

t ( x ) = x 2 + 50 2 6 + ( 100 - x ) 2 + 20 2 1,5

c

Je vindt: x 95,6 m.
De bijbehorende minimale tijd is ongeveer 31,6 seconden.

d

Met het voorgaande antwoord bereken je de afstanden A K en B K . A K 107,89 m en B K 20,48 m. De totale afstand is dus ongeveer 128,37 m.

Opgave 14
a

`AC = 20*0,1 = 2` m.
`BC = sqrt(5^2 - 2^2)` .
`EB = 5 - sqrt(21) ~~ 0,42` m.

b

`AC = 0,1t` en `BC = sqrt(5^2 - (0,1t)^2)` .
Dus voor `0 \le t \le 50` is: `d(t) = 5 - sqrt(25 - 0,01t^2)` .

c

Hellingsgrafiek van `d(t)` maken op de GR. Je vindt `t ~~ 22` s.

naar: havo B examen in 2000

Opgave 15
a

De afstand `45` meter wordt afgelegd in `45/80000` uur. Dit is `45/80000 * 3600 = 2,025` seconden. Dit is iets meer dan `2` seconden, dus de auto's voldoen hieraan.

b

`k = 250 * (1 - 72/88) ~~ 45,4545` , dus `q ~~ 72 * 45,4545` , dus ongeveer `3273` auto's per uur.

c

Uit `k = 250 * (1 - v/160)` volgt `q = v * 250 * (1 - v/160) = 250v - 1,5625v^2` .

Met je GR (of door de top van de bjbehorende dalparabool te berekenen) vind je voor de snelheid waarbij `q` maximaal is `v = 80` km/h.

bron: examen havo B in 2006, eerste tijdvak

verder | terug