Je hebt al met formules kennisgemaakt. Formules gebruik je vaak om kort weer te geven hoe je bijvoorbeeld de kosten `K` uitrekent bij het aankopen van een bepaalde hoeveelheid `a` . Je kunt dan voor `a` de juiste waarde in de formule invullen (substitueren). Maar soms wil je voor een bepaald bedrag `K` weten hoeveel je kunt kopen. Je moet dan terugrekenen...
Je leert in dit onderwerp:
bij een formule een rekenschema opstellen en gebruiken om een variabele te berekenen;
een terugrekenschema opstellen en gebruiken om de invoervariabele te berekenen.
Voorkennis:
rekenen, ook met negatieve getallen;
de begrippen formule, grootheid, (letter)variabele, eenheid, substitueren (invullen) en vergelijking;
uitdrukkingen herleiden door vermenigvuldigen van factoren en optellen/aftrekken van gelijksoortige termen.