cijfers klas 2A | ||||
4,1 | 3,8 | 5,9 | 6,1 | 6,5 |
8,5 | 4,9 | 9,1 | 7,2 | 7,3 |
6,5 | 7,9 | 6,7 | 5,5 | 6,4 |
5,7 | 7,6 | 6,5 | 7,1 | 8,1 |
8,5 | 6,8 | 5,1 | 8,2 | 7,5 |
6,9 | 6,2 | 7,1 | 7,3 | 5,7 |
Dit zijn dertig rapportcijfers van klas 2A op één decimaal nauwkeurig. Het tellen
van de voldoendes is nogal lastig en vergelijken met de resultaten van een andere
klas is nauwelijks mogelijk, je spreekt dan ook van ruwe data, ruwe gegevens. Een steelbladdiagram is overzichtelijker, maar dan moeten alle cijfers
op volgorde worden gezet.
Je kunt sneller de cijfers ordenen in klassen.
Hier is het vrij logisch om klassen te maken zoals waarin alle cijfers komen vanaf tot aan ( zelf dus niet). tot aan zijn de klassengrenzen van de eerst klasse met daarin precies de cijfers die afgerond een opleveren. Het aantal cijfers dat in die klasse komt is de absolute frequentie van de klasse, vaak zijn relatieve frequenties handiger. De breedte van een klasse heet de klassenbreedte, hier is de klassenbreedte . Nu heb je geordende data.
klasse | frequentie | relatieve frequentie | percentage |
totaal |
Bekijk de frequentietabel van de rapportcijfers voor een bepaald vak in klas 2A in
de
Ga na dat de absolute frequentie van de klasse inderdaad is en reken de relatieve frequentie na.
Hoeveel procent van de behaalde cijfers is kleiner dan ? En waarom kun je dit gemakkelijker uit de frequentietabel halen dan uit de ruwe data?
Hoeveel procent van de behaalde cijfers is kleiner dan ? Waarom kun je dit niet uit de frequentietabel halen, maar alleen uit de ruwe data?
Je kunt met behulp van de frequentietabel wel schatten hoeveel procent van de behaalde cijfers lager dan is. Licht toe waarom je dan op % uitkomt?
Schat nu met behulp van de frequentietabel hoeveel procent van de behaalde cijfers hoger dan is. Bereken dit percentage ook vanuit de ruwe data.
De volgende cijfers werden voor een toets Engels gehaald.
3,6 | 4,4 | 4,5 | 4,6 | 5,0 | 5,4 | 5,5 | 5,6 | 5,6 | 6,1 |
6,2 | 6,4 | 6,5 | 6,5 | 6,5 | 7,1 | 7,2 | 7,3 | 7,4 | 7,4 |
7,5 | 7,6 | 7,6 | 8,0 | 8,1 | 8,3 | 8,4 | 8,6 | 9,4 | 9,4 |
Bereken het gemiddelde in één decimaal nauwkeurig.
Maak voor deze cijfers een klassenindeling met als eerste klasse en de frequentietabel die daarbij hoort.
Je kunt bij je frequentietabel een staafdiagram maken. Je ziet in deze figuur hoe je de assen kunt indelen. Teken zelf zo'n staafdiagram.
Elke klasse staat hier voor een cijfer afgerond op gehelen. Bereken nu het gemiddelde van die gehele cijfers. Vind je hetzelfde als bij a? En waarom?
Schat nu met behulp van de frequentietabel hoeveel procent van de behaalde cijfers lager dan is. Bereken dit percentage ook vanuit de ruwe data.
Bekijk de cijfers voor een toets Engels uit de voorgaande opgave. Je kunt ook een andere klassenindeling maken door bijvoorbeeld de eerste klasse te maken en de andere klassen dezelfde klassenbreedte te geven.
Wat is daarvan het grote nadeel?
Hoe zou je met zo'n klassenindeling het gemiddelde schatten als je de ruwe data niet meer hebt?
Je kunt ook een klassenindeling maken met een grotere klassenbreedte. Bijvoorbeeld klassen zoals , enzovoorts.
Welk nadeel heeft dat?