De modus (meest voorkomende) is eieren per dag.
De mediaan (middelste) is , het gemiddelde van het 68e en 69e getal.
Het gemiddelde is eieren per dag.
De spreidingsbreedte is: .
De kwartielen zijn: en . De kwartielafstand is: .
Doen. Je weet alle vijf getallen die je er voor nodig hebt. Geef ze bij je figuur aan.
De modale klasse (meest voorkomende) is: .
Je schat het gemiddelde door de klassenmiddens te gebruiken.
Het geschatte gemiddelde is: .
De mediaan is het gemiddelde van het 30e en 31e getal, dus van en . De geschatte mediaan is daarom .
Het eerste kwartiel is het gemiddelde van het 15e en 16e getal, dus van en . Het eerste kwartiel is dus ongeveer .
Zo is het derde kwartiel ongeveer .
Met het minimum van en het maximum van kun je het boxplot tekenen.
De steekproef moet representatief zijn voor de populatie, dus een goed beeld geven van de populatie. Verder moeten de deelnemers aan die steekproef willekeurig worden gekozen.
Bij de éne soort wil je bijvoorbeeld weten hoeveel procent van alle Nederlanders kleurenblind is. Bij de andere soort vergelijk je twee groepen, bijvoorbeeld de levensduur van twee soorten lampen.
Allebei 3.
dagen, dus weken.
leerlingen per dag.
cm.
en . De kwartielafstand is cm.
Zie figuur.
Zie de tabel.
klasse | frequentie |
totaal |
Doen.
dus %.
De gemiddelde omtrek is cm (gebruik de ruwe data). Er zijn bomen met een grotere omtrek en dat is %.
Je vindt dan ongeveer . Dat is hoger dan het werkelijke gemiddelde want de meeste bomen hebben een omtrek die lager is dan het klassenmidden van de klasse waar ze in terecht komen.
Omdat die klasse alleen de getallen , en bevat. Er is immers op gehele cm nauwkeurig gemeten.
Veld 1: het gemiddelde is cm.
Veld 2: het gemiddelde is ongeveer cm.
Er zijn verschillende aantallen regenwormen gemeten op deze velden, dus om eerlijk de kunnen vergelijken reken je alles om naar procenten. Zie de figuur.
Op veld 1 is dat % en op veld 2 is dat %.
Op veld 1 is dat de klasse .
Op veld 2 is dat de klasse .
Het gaat nu om alleen maar gehele getallen in elke klasse.
Veld 1: minimum is , eerste kwartiel is , mediaan is , derde kwartiel is en maximum is .
Veld 2: minimum is , eerste kwartiel is , mediaan is , derde kwartiel is en maximum is .
De regenwormen op veld 2 zijn langer dan die op veld 1. % van de regenwormen op veld 2 is langer dan de mediaan van veld 1.
Eigen antwoord.
In ieder geval moet je er om denken dat de verdeling over de verschillende schooltypen
overeen komt met de werkelijkheid. En verder moet je een goede verdeling over de leeftijdsklassen
maken. En tenslotte een goede verdeling over het land. En zo kun je wellicht nog wel
wat verzinnen.
Of dit een goede aanpak is, is de vraag. Weliswaar lijkt elke scholier wel een smartphone te hebben en zou hij/zij zo'n vraag via internet kunnen beantwoorden, maar gaat iedereen dat ook werkelijk doen? En is de groep die dat doet wel een goede steekproef? En hoe kun je rekening houden met de zaken die je bij a hebt genoemd?
Eigen antwoord.
Een leeftijdsdiagram bestaat uit twee staafdiagrammen, één voor de mannen en één voor de vrouwen.
Ongeveer mannen en ongeveer vrouwen.
De staven die bij de leeftijdsgroep en horen springen er duidelijk uit.
Maak eerst een frequentietabel zoals die hieronder met de klassenmiddens er in. Het gemiddeld is dan ongeveer jaar.
Werk met een frequentietabel zoals die hieronder. De mediaan van de mannen is ongeveer jaar. En die van de vrouwen is ongeveer jaar.
Mannen: minimum leeftijd , eerste kwartiel , mediaan , derde kwartiel , maximum leeftijd (mag ook hoger).
Vrouwen: minimum leeftijd , eerste kwartiel , mediaan , derde kwartiel , maximum leeftijd (mag ook hoger).
Het verschil is niet erg groot, vrouwen worden gemiddeld wat ouder dan mannen (dat
zie je in de bevolkingspiramide) en daarom liggen de leeftijden voor de vrouwen wat
hoger dan voor de mannen.
Eigen antwoord. Zeg in ieder geval iets over de "baby-boomers" .