Hoeken > Hoeken meten
123456Hoeken meten

Antwoorden van de opgaven

Opgave V1
a

Je kunt er `0` en `360` bij zetten.

b

Niet binnen de getallen op deze windroos waarbij je één keer de hele cirkel doorloopt.

c

`90` graden.

d

Noordoosten: `45` graden; noordnoordoost: `22,5` graden.

e

Zuid: `180` graden; zuidzuidoost: `157,5` graden.

f

West: `270` graden; westnoordwest: `292,5` graden.

Opgave 1
a

Er zijn meerdere goede antwoorden op deze vraag. Bijvoorbeeld:

  • De geodriehoek heeft twee schaalverdelingen, zowel rechtsom (met de wijzers van de klok mee) als linksom.

  • De kompasroos loopt helemaal rond van `0^@` tot en met `360^@` , de geodriehoek niet.

b

`90^@`

Opgave 2
a

Een gestrekte hoek is `180^@` .

b

Elk deel is een rechte hoek. Een rechte hoek is `90^@` .

c

`45^@`

d

Pas ze op de gradenboog van een tweede geodriehoek, met de punt op de `0` in het midden van de langste zijde.

Een geodriehoek heeft twee hoeken van `45^@` en één hoek van `90^@` .

Opgave 3
a

Tussen `0@` en `90@` .

b

`/_ B` is

groter dan een halve rechte hoek

kleiner dan een halve rechte hoek

c

Ongeveer `70@` .

d

Ongeveer `130@` .

Opgave 4

`/_ A ~~ 45^@`
`/_ B ~~ 100^@`
`/_ C ~~ 45^@`
`/_ D ~~ 130^@`
`/_ E = 90^@`
`/_ F ~~ 100^@`

Opgave 5

Neem de tijd voor oefening, zeker zolang je nog fouten maakt. Door het hokje aan te vinken, krijg je het juiste antwoord te zien.

Opgave 6

Bepaal eerst of de hoek scherp of stomp is, je kunt dan vooraf het aantal graden schatten!

`/_A ~~ 35^@`

Opgave 7

Je meet dan niet de overstrekte hoek, maar juist de andere, kleinere, hoek tussen beide benen. De gemeten hoek is samen met de overstrekte hoek altijd `360^@` . Dus trek je je antwoord van de `360` af en zo vind je het juiste aantal graden voor de overstrekte hoek.

Opgave 8
a

`/_ A ~~ 50^@`

b

`/_ A ~~ 54^@`

c

`/_ B ~~ 64^@` en `/_ C ~~ 62^@` .

Opgave 9
a

Welke hoek is stomp?

`/_ A`

`/_ B`

`/_ C`

b

Omdat dan twee zijden geen snijpunt hebben en er dus geen driehoek kan ontstaan.

c

`/_ C ~~ 127^@`

d

`/_A ~~ 22^@` en `/_B~~31^@` .

e

`/_A + /_B + /_C = 127^@ + 22^@ + 31^@ = 180^@`

Opgave 10

`/_ A ~~ 115^@`
`/_ B ~~ 80^@`
`/_ C = 180^@`
`/_ D ~~ 250^@`
`/_ E ~~ 60^@`
`/_ F ~~ 100^@`

Opgave 11
a

`/_ A ~~ 66^@`
`/_ B ~~ 73^@`
`/_ C ~~ 41^@`

b

`180^@`

c

`/_ K ~~ 30^@`
`/_ L ~~ 245^@`
`/_ M ~~ 30^@`
`/_ N ~~ 55^@`

d

`30^@ + 245^@ + 30^@ + 55^@ = 360^@`

Opgave 12
a

De twee hoeken aan de onderkant van de plattegrond zijn ongeveer `67^@` en `113^@` . De twee hoeken rechtsboven zijn ongeveer `80^@` en `100^@` .

b
c

Ze heeft in totaal `19` hele tegels nodig en `12` delen van tegels.

Opgave 13
a

`/_ BSC ~~ 80^@`

b

`/_ ASD`

c

`/_ ABC ~~ 113^@`
`/_ BCD ~~ 67^@`
`/_CDA ~~ 78^@`
`/_DAB ~~ 102^@`
De hoeken van de vierhoek zijn samen `360^@` .

Opgave 14

De toren van Pisa maakt een hoek van ongeveer `85^@` met de grond.

Opgave 15

Ongeveer `37^@` .

Opgave 16Hoekmeter
Hoekmeter

Bijvoorbeeld:

  • De zwaaihaak die in de bouw wordt gebruikt.

  • De sextant die vroeger in de scheepvaart werd gebruikt.

  • De theodoliet die door landmeters wordt gebruikt.

Opgave 17Vliegerij
Vliegerij
a

Als je er van uit gaat dat er eerst richting Deventer wordt gevlogen, dan krijg je ongeveer deze koersvectoren:
`(92^@ | 10,8)` , `(189^@ | 4,2)` , `(261^@ | 7,1)` en `(330^@ | 6,3)` .

b

Doen.

Opgave 18

`/_ A ~~ 160^@` , `/_ B ~~ 45^@` , `/_ C ~~ 100^@` , `/_ D ~~ 25^@` , `/_ E ~~ 245^@` en `/_ F ~~ 60^@` .

Opgave 19
a

`/_A` en `/_D` .

b

`/_B` en `/_C` .

c

`/_E` . Deze hoek kun je meten met een geodriehoek door de andere kant van de hoek te meten en die waarde van `360^@` af te trekken.

d

`/_A ~~ 37^@` ; `/_B ~~ 119^@` ; `/_C ~~ 123^@` ; `/_D ~~ 41^@` ; `/_E ~~ 220^@` .

e

`540^@`

verder | terug