Symmetrie > Draaisymmetrie
123456Draaisymmetrie

Uitleg

Hier wordt een draaisymmetrische figuur gemaakt door driehoek A B C om punt P over 90 ° (tegen de wijzers van de klok in) te draaien.
A , B en C zijn originelen.

A 1 is het beeld van A , B 1 is het beeld van B en C 1 is het beeld van C .
Elk beeldpunt wordt zo getekend dat het evenver van het centrum P af ligt als zijn origineel. De hoek tussen bijvoorbeeld P A en P A 1 is 90 °.

Om de figuur echt draaisymmetrisch te maken moet je A 1 B 1 C 1 ook weer 90 ° draaien en vervolgens het beeld van deze driehoek nog een keer 90 ° draaien (tegen de klok in).

Opgave 3

In een assenstelsel staan de punten `A(1,1)` , `B(5,1)` en `C(2,4)` . Je gaat nu `Delta ABC` draaien. Het beeld van `Delta ABC` noem je `Delta A_1B_1C_1` . Schrijf steeds de coördinaten van `A_1` , `B_1` en `C_1` op.

a

Draai `Delta ABC` om de oorsprong `O` over `90` ° (dus tegen de wijzers van de klok in).

b

Draai `Delta ABC` om de oorsprong `O` over `-90` ° (dus met de wijzers van de klok mee).

c

Draai `Delta ABC` om punt `B` over `180` °.

Opgave 4

Teken in een assenstelsel de punten `A(1,1)` , `B(3,1)` , `C(4,3)` , `D(1,4)` , `E(-1,4)` , `F(2,4)` , `G(2,6)` en `H(0,7)` . Vierhoek `ABCD` heeft als spiegelbeeld vierhoek `FGHE` bij draaiing om punt `P` .

a

Geef de coördinaten van `P` en de draaihoek die bij deze draaiing past.

b

Spiegel vierhoek `FGHE` in punt `P` . Noem de beeldfiguur `KLMN` .

c

Bij welke draaiing is `KLMN` het beeld van `ABCD` ?

verder | terug