`3/5` deel van `35` kun je als volgt berekenen:
`1/5` deel van `35` is `7` ;
`3/5` deel is `3` keer `1/5` deel, dus `3 xx 7 = 21` .
En `2/7` deel van `3/5` deel is zo `2/7 xx 21 = 6` . En `6` is `6/35` deel van `35` .
Je ziet dat `2/7` van `3/5` hetzelfde is als `6/35` . Dus: `2/7 xx 3/5 = (2 xx 3)/(7 xx 5) = 6/35` .
Zo kun je breuken vermenigvuldigen: je vermenigvuldigt de tellers met elkaar en de noemers met elkaar.
Opmerking:
In plaats van het teken
`xx`
wordt voor vermenigvuldigen ook wel
`*`
gebruikt:
`2 * 3 = 2 xx 3`
.
Teken een rechthoek op een blanco stuk papier.
Verdeel de rechthoek in vier even brede verticale stroken. Kleur `3` van die stroken rood.
Welke deel van de rechthoek heb je nu gekleurd?
Verdeel nu de rechthoek in `6` even brede horizontale stroken. Kleur `5` van die stroken groen.
Welk deel van de rechthoek heb je nu groen gekleurd?
Welk deel van de rechthoek is nu zowel rood als groen gekleurd? Welke vermenigvuldiging van breuken hoort daar bij?
Je wilt de breuken `1/2` en `3/8` vermenigvuldigen.
Breng die vermenigvuldiging in beeld met behulp van een rechthoek.
Hoeveel is `1/2 xx 3/8` ?
En wat betekent `1/2 ⋅ 3/8` ?