Tessa gaat een taart bakken. Voor het recept heeft ze `0,245` kg bloem nodig. Thuis heeft ze nog een zak van `1` kg staan, maar daar zit nog maar `6/25` deel in.
Heeft Tessa genoeg bloem in huis?
`6/25 = (6xx4)/(25xx4)=24/100=0,24` kg
Tessa heeft thuis `0,24` kg bloem liggen. Dit is minder dan `0,245` kg. Ze heeft dus te weinig bloem in huis.
Schrijf de breuk als decimaal getal. Gebruik geen rekenmachine.
`9/20`
`201/500`
Schrijf de breuk als decimaal getal. Gebruik geen rekenmachine.
`3/5`
`6/200`
Bart gaat een muurtje metselen in de tuin. Voor het muurtje heeft hij 0,83 kg cement nodig. In zijn schuur staat nog een 1 kg zak waarvan `43/50` deel cement over is.
Schrijf de breuk `43/50` als decimaal getal. Gebruik geen rekenmachine.
Hoeveel cement heeft Bart in de schuur staan?
Is dit meer of minder dan 0,83 kg?
Heeft Bart genoeg cement voor het muurtje?