Lars besteld zes pizza's voor hem en zijn tien vrienden.
Bereken hoeveel pizza ieder krijgt. Schrijf je antwoord met twee decimalen.
Ieder krijgt `6/11~~0,55` deel van een pizza.
Bereken met je rekenmacine. Rond je antwoord af op drie decimalen.
`9/51`
`11/86`
`14/33`
`77/91`
Bereken met je rekenmacine. Rond je antwoord af op drie decimalen.
`5/9`
`15/101`
`96/421`
`5/7`
Bereken met je rekenmachine `4/9` .
Achter de komma zie je steeds hetzelfde getal terugkomen. Welk getal is dat?
Rond je antwoord van a af op één decimaal.
Moet je bij het opschrijven van het antwoord `=` of `~~` gebruiken?
`=`
`~~`