Niet elke breuk kun je als decimaal getal schrijven.
`1/3 = 0, 33333333...`
`2/3 = 0, 66666666...`
Als je deze breuken op je rekenmachine intypt, zie je niet alle getallen achter de
komma. Dat kan ook niet. Er zijn oneindig veel drieën en zessen. Oneindig betekent
dat het nooit stopt.
Je moet dan afronden. Dit kan bijvoorbeeld op twee decimalen, dus op twee cijfers achter de komma. Kijk dan naar de derde decimaal:
Is de derde decimaal een
`0`
,
`1`
,
`2`
,
`3`
of
`4`
?
Rond dan af naar beneden: de tweede decimaal blijft hetzelfde.
Voorbeeld:
`1/3 = 0, 33333333...~~0,33`
Is de derde decimaal een
`5`
,
`6`
,
`7`
,
`8`
of
`9`
?
Rond dan af naar boven: je telt
`1`
op bij de tweede decimaal.
Voorbeeld:
`2/3 = 0, 66666666..~~0,67`
Vul het juiste teken in `=` of `~~` . Gebruik je rekenmachine.
`2/9` ... `0,22`
`=`
`~~`
`3/4` ... `0,75`
`=`
`~~`
`9/50` ... `0,18`
`=`
`~~`
`2/11` ... `0,18`
`=`
`~~`
Vul het juiste teken in `=` of `~~` . Gebruik je rekenmachine.
`2/5` ... `0,4`
`=`
`~~`
`1/9` ... `0,11`
`=`
`~~`
`4/50` ... `0,08`
`=`
`~~`
`1/12` ... `0,08`
`=`
`~~`
Bereken met je rekenmachine. Rond je antwoord af op twee decimalen.
`6/23`
`1/9`
`2/15`
`12/33`
Bereken met je rekenmachine. Rond je antwoord af op twee decimalen.
`3/13`
`1/7`
`1/29`
`11/34`