Afgeleide functies > Differentiëren
12345Differentiëren

Voorbeeld 3

De kosten K (in euro) bij de productie van q eenheden van een bepaald product bedragen:
K ( q ) = 0,5 q 3 - 4,5 q 2 + 40 q + 80 .
Er zijn twee waarden van q waarin de kosten stijgen met een snelheid van 40 euro per eenheid. Welke twee waarden van q zijn dat?

> antwoord

De snelheid waarmee de functiewaarden stijgen afhankelijk van q is K ' ( q ) .
Nu is: K ' ( q ) = 1,5 q 2 - 9 q + 40 .
En dus geldt K ' ( q ) = 40 als:

1,5 q 2 - 9 q + 40 = 40 .

De oplossingen van deze vergelijking zijn q = 0 en q = 6 .

Opgave 6

Gegeven de functie f ( x ) = 0,5 x 3 - 4,5 x 2 + 10 x - 35 .

a

Bepaal de afgeleide van deze functie.

b

Bereken het hellingsgetal van de raaklijn aan de grafiek van f voor x = 0 .

c

Er zijn punten op de grafiek van f waarin de helling de waarde 10 heeft. Bereken de coördinaten van die punten. Bekijk eventueel Voorbeeld 3.

verder | terug