Afgeleide functies > Differentiëren
12345Differentiëren

Testen

Opgave 12

Bepaal bij elk van deze functies de afgeleide. Soms moet je eerst het functievoorschrift nog bewerken.

a

f ( x ) = x 6 + 8 x - 12

b

f ( x ) = 3 x 4 - 1 2 x 2

c

f ( x ) = -1,5 x 3 + 4 x

d

f ( x ) = x ( x 2 - 2 x )

e

f ( x ) = - x 5 + 4 x 4 + 2 x 3 - 1 , 5 x 2 + 8 x - 15

f

f ( x ) = ( 2 x + 1 ) 2

g

f ( x ) = 12 - x 2 ( x - 6 )

h

f ( x ) = ( 1 - x ) 3

Opgave 13

Dit is (een deel van) de grafiek van de functie f ( x ) = 9 x + 3 x 2 - x 3 .

a

Bereken het hellingsgetal van deze functie in het punt ( 0 , 0 ) met behulp van de afgeleide.

b

Stel een vergelijking op van de raaklijn aan de grafiek van f in het punt ( 0 , 0 ) .

c

Er zijn twee punten op de grafiek van f waarin de richtingscoëfficiënt van de raaklijn gelijk is aan 0. Welke twee punten zijn dat?

d

De grafiek van f heeft in een bepaald punt een grootste hellingsgetal. In welk punt is dat?

Opgave 14

y is een functie van x waarvoor geldt: y = x 3 - 25,5 x 2 + 180 x + 120 .

a

Bepaal de afgeleide van deze functie.

b

Deze afgeleide heeft twee nulwaarden. Welke betekenis hebben die nulwaarden voor de functie?

c

Bereken de nulwaarden van de afgeleide y ' .

d

Voor welke waarden van x is de functie dalend?

verder | terug