Differentieerregels > Differentieerregels
123456Differentieerregels

Testen

Opgave 12

Differentieer de volgende functies:

a

f ( x ) = -0,5 x 4 + 3 x

b

f ( x ) = 10 - 6 x 2 - x 4

c

f ( x ) = ( x - 1 ) ( x 2 - 1 )

d

f ( x ) = a x ( 1 - x 2 )

e

H ( t ) = 3 p 2 + 4 p t 3

f

y ( t ) = 20 t 2 ( 10 - t ) ( 15 + t )

Opgave 13

Het punt ( 2 , 7 ) ligt op de grafiek van f ( x ) = 1 24 x 4 + 1 6 x 3 + 1 2 x 2 + x + 1 .

a

Controleer deze bewering met een berekening.

b

Bereken de richtingscoëfficiënt van de raaklijn aan de grafiek van f in het punt ( 2 , 7 ) .

Opgave 14

Je ziet hier een deel van de grafiek van de functie y = - x 3 + 6 x 2 - 10 .

a

De grafiek heeft twee (lokale) extremen. Bereken beide extremen.

b

Bereken het punt van de grafiek tussen de twee toppen waarin de hellingwaarde het grootst is.

verder | terug