Schrijf deze formules zo eenvoudig mogelijk:
Druk in deze formules uit in . Schrijf ze daarna zo eenvoudig mogelijk.
Werk de haakjes uit:
Ontbind in factoren:
Een boer heeft een rechthoekig stuk land dat twee keer zo lang is als breed. Uit het oogpunt van landschapsbeheer haalt hij aan beide lange zijden een strook van meter breed af en maakt daar een smalle boswal. Verder maakt hij een bredere boswal van m breed aan één van beide korte zijden. Zijn land wordt daarmee m2 kleiner.
Maak eerst een tekening van de situatie. Noem de oorspronkelijke breedte van het land (in meter). Hoe groot is de oppervlakte van dit land?
Hoe groot is de oppervlakte van het land na de aanleg van de boswal? (Denk om de haakjes!)
Bereken door uitwerken van de haakjes hoe groot de breedte van het rechthoekige stuk land is.